7 0 b a n .
zijn: het fort Nassau en bet fort Belgien, die beide den Noorde-
lijkcn ingang- der haven bestrijken. Ook zijn op de Oostzijde van het
eil and eenige batterijen längs de kusten aangelegd, ten einde eene landing
te beletten, maar inzonderheid ook bestemd, om de roovers te
keer te gaan, die van bet land der Papoes niet zelden met vnj groote
vaartuigen herwaarts plagten te körnen, en zieh nu en dan durfden
verstouten, eene vijandelijke landing te doen, om geheele kampongs
te plünderen en te verwoesten.
Onder het geschut der forten en ten 0 . van het fort Nassau ligt
de stad Banda. Ten W. van dat fort vindt men de werf en eenige
pakhuizen , verwaarts alle de Perkeniers, of eigenaars der muskaat-
nootperken , voorheen verpligt waren de voortbrengselen hilnner plan-
taadjen', ten behocve van de regering j te brengen, zonder over het
allerrninste gedeelte der voortbCengselen voor zieh zelven te mögen
Beschikkerk Hieromtrent z ijn, door den Gouverneur-Generaal van d e «
^iPELLEn , die in 1824 deze gewesten in persoon bezocht lieeit, heilza—
iiie veranderingen ingevoerd, waardoor het lot der Perkeniers en der
hevolking in het algemeen, zeer groote verbeteringen heeft onder-
gaan.
BANDArNEIRA , st. in Oost-Indie. Zie Banda.
BANDAR, vöorm. distr. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java,
resffd. Pelialongan.
BANDAR, kaap in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Sumatra, aan
dc Westkust.
BANDASCHE EILANDEN of Banda-eilandbh, ook wel eens ter ver-
korting enkel Banda geheeten, groep van tien eil. in Oost-Indie, in
den Zuidelijken Molukschen Archipel, resid .Banda, tusschen 3° 30° en
4° 40° Z. B ., en tusschen 146“ en 148° Ö. L ., 38 m. Z. O. van
Amboina.
Spmmigen dezer eilanden zijn bewoond , anderen ; zijn onbe-
woond. Op de bewooride, zijnde: Banda, Ba n d a -Ne i r a / P o e -
l o e -Rh u n , Poeloe - Ay ; G oenong - Api ( de V u u r b e r g ) en
Ros ibggeyn, telt men ruim 6000 inw., On op den 1 April 1818
waren er in de perken 1600 slaven. De onbewoonde eilanden zijn :
P o e l o e -Ka p a l j Po e l o c - P i s a n g , P o e 1 o e-S j e thA n (het
Duivel s - ei land) en het Vrouwen: ei land.
Onder de liooge boomsoorten,' welke hier voorkoinen, mag vooral
de kanarieboom . eene aahzienlijke plaats bekleeden, zoowel om het
groote nut van dezen boom op zieh zelven , als bijzonder, omdat hij
zeer dienstig is tot hescherming en beschaduwing van de muskaatnoten-
boomen, die veelal längs de hellingen der bergen, aan de niet zelden
hier, plaats hebhende stormvlagen blootgesteld zijnde!;“ en geene diepe
wortels schietende, zonder bedekking, ligt urt den grond gerukt zouden
worden. Ook aan de stranden is bet hoog geboomte van groot nut ,
tot afwering van het aanbruischcnd zeewater en schuim, hetwelk voor
den groei der muskaatnotenboomen allernadeeligst is.'
Het luchtgestel is op deze eilanden altijd-ongezond , maar vooral dan
wänneer de groote vuurberg ( G o o i werkzaam is. De 7,on komt
er altöos omtrent 6 uur op , en gaat op dien tijd ook weder onder,
alle dagen en alle nachten zijn bijnä even lang. In de maänd December
begint de* öostewind en in Mei de westewind te Wäaijert. In
November ert April lieeft men er de kentering. De regen houdt er
niet zoo lang aän, en is ook niet zoo hevig als op Amboina. Het
water is over het algemeen siecht en de levensmiddelen zijn er schaarsch,
BAN. 7 r
daar de grond slechts een weinig groente oplevert; vmchten echter
vindt men er in overvloed. Op het eiland Goenong-Api is de grond
voornamelijk uit lava zamengesteld, maar op alle de andere Bandasche
eilanden zijn de bergen meestal bedekt met eene zeer vrucht-
bare tuinaarde , die overal met planten en boomen begroeid, en bijzonder
geschikt is om de muskaatnoot voort te brehgen; deze vrucht, het
voornaamste voortbrengsel dezer eilanden, werd, onder het behecr der
Oostindische compagnie, uitsluitend op deze groep eilanden geteeld j#
en overal elders met geweld en door list uitgeroeid. Voorts brengen
deze eilanden ook nog eenige kokosnoten, een weinig sago en
de gewone Oostindische vruchten, zoo als ananas, pisang enz. voort.
Sedert de verdrijving der inboorlingen is de rijstcultuur er echter te
niet gegaan.
Men vindt op sommige dezer eilanden wild rundvee , geifen, scha-
pen , wilde varkens, hertebeesten, gevogelte, visch r voornamelijk,
zeekarper en makreel, alsmede zeekoeijen.
De levensmiddelen moeten hier nu en dan van elders worden aange-
voerdj Java verschaft meestal de rijs t, den wijn, de likeuren en andere
aldaar uit Europa aangebragte waren, die dus veel aan vrachtkosten
en door de handen van vele kooplieden gaan moeten, alvorens zij hunna
bestemming bereiken ,. waardoor zij er zeer duur zijn.
De voornaamste handel wordt er door de zieh aldaar gevestigd heb-
bende Chinezen gedreven, Zij hebben hunne verzendingen tot dc na-
burige eilanden Ceram en Nieuw-Guinea uitgestrekt, en ontvangen van
de Aroe-eilanden schildpad, parelen en.vederen, en van Ceram ge-
droogd vleesch en sago.. De slaven bekomen hij na geen ander voedsel
dan sago en de hier veelvnldig; gevangen en daarna gedroogdwordende
makreel. De meeste huishoudens voorzien zieh hij de komst der
schepen voor een geheel jaar van alle noodwendigheden.
De' eilanden N e i r a , Ay en G o e n o n g - A p i - hebben gebrek
aan zoet water, waardoor het vee. genoodzaakt is zeewater te drin-
kenj>—.. dan dit zeewater heeft hier eene bijzondere eigenschap r
namelijk: het wit worden. Dit merkwaardige natuurverschijnsel ,i
heeft zeer regelmatig twee malen in het jaar plaats. Het kleine-
mitte water verschijnt in Junij, het groote in Augustus en Septem--
ber. Bij dag is de zee als naar gewoonte, maar des nachts wordt zij-
zoo wit als melk , waarin zieh het land alsdan zeer zwart vocjrdoet.i
Zoo lang deze melkzee of het witte water duurt, hetwelk alsdan zeer
doorschijnende en zoo helder als kristal is , kan men er geeii visch
vangen , doordien het vischtuig alsdan te duidelijk in het water gezien
wordt; ook beweert men dat de schepen eer in dit dan in andere
waters verrotten. Het heeft volstrekt geen overeenkomst met het
bekende lichten der zee, ook heeft men met de sterkst vergrootende gla-
zen mets in het water kunnen ontdekken, maar het was ongemeeri
beider en doorschijnend, en had hare zoute en hartsachtigei smaak
eenigzins verloren. Sommigen beweeren , dat dit melkwater veroor-
zaakt wordt, door zeedieren, die zieh vöör zon- en manesclnjn verwij-
deren , ol meer naar de diepte -gaan; dan daar het allengs, streeps-
gewijze verdwijnten zieh met geen ander water vermengt, komt dit zeer
onwaarschijnlijk voor.
De inwoners zijn er aan driederlei onlieilen blootgesteld: de eer-
ste zijn uitbarstingen van den Yuurberg, die sedert 1386 zeer menigvul-
dig waren, terwijl men hier ook niet zelden aardbevingen heeft; om echter
bij den nacht de sleenen gebouwen te kunnen ontvlugten, hebben de