men vergeefs elders op dit eiland zoeken zal. Matiglieid , getrouwheid aan
hunne Godsdienst, bij den eerbied voor hunne ouderlijke graven,
en lust tot den arbeid. onderseheiden hen op eene in het oog-
vallende wijze , zeer voordeelig van de naburige bergbewoners.
De begraalplaatsen hnnner voorvaderen, met mos overdekt, doch
waarop men , bij het wegruimen van dit mos geenerlei opschrift of
uiterlijke teekenen ontdekken kan , liggen in het eenzame en sam-
bere gebergte, ter plaatse alwaar de Tjioedjoeng in het donkere woud
ontspringt, en zijn den B edoe! ouwaardeerbaar heilig. Zij bezigen
dit mos zelfs tot geneesmiddel. In de nabijheid van deze grafsteden
mögen geene andere lijken bijgezet worden en zij zien niet gaarne dat
men ze bezoekt. Eens in het jaar verzamelen zieh de B edoe'/s bij die
graven , om aldaar in heiligen eerbied de deugden bunner voorvaderen
te overpeinzen. De begravings-plcgtigheden verscbillen weinig van die
der Maliomedanen; ook zijn de Sedtkahs (feesten bij bijzondere gele-
genbeden , als: besnijding, huwelijk, begrafenis) mede bij hen in
gebruik. De lijken worden met het hoofd naar het Westen en met
de voeten naar het Oosten ter aarde besteld.
Het hoofdbegrip van hunne geloofsleer is, dat een eenig en onzigt-
baar Wezen, alles «rat bestaat , met eene onbegrijpelijke wijsheid en
grenzelooze goedheid , gescliapen heeft en regeert; dat echter de menschen,
in vergelijking met dit Allerhoogste Wezen, veel te gering
zijn , om hunne gebeden onmiddellijk tot Hem op te zenden. B atara-
Bima is derhalve de magtige middelaar tusschen de menschen en den
hoogsten God; aan hem rigten zij hunne gebeden, om die aan het
algoede Opperwezen voor te dragen , en de verhooring daarvan te bewerben.
Offerande van rijst, enz. gaan doorgaans met deze gebeden
gepaard. Zij wagen het niet, van dit Hoogste Wesen, noch ook van
B atara-B ima eenige ligchamelijke afbeeldingen te maken , maar daar-
entegen worden eenige steenen, welke , 6 paal bezuiden Rawayan, aan
den oever der Tjioedjoeng staan, en de beeldtenissen voorstellen van
andere Heiligen , aan ieder van welken zij eenen bijzonderen invloed
op hunne lotgevallen toeschrijven , door hen vereerd. . Voor de namen
dezer Heiligen , die waarschijnlijk leeraars en weldoeners van het volk
geweest zijn, wordt allijd het woord Sangjang gevoegd, hetwelk een
eertitel is , die zooveel als Magtig Heer schijnt te beteekenen. ^ De
Sangjangs, waarvan zij steenen afbeeldingen bezitten , heeten , Sangjang
P epagane, Sangjang P enjawoesgan , Sangjang B atara-G oeroe , Sangjang
P rahiang , Sangjang K adoekoedjasg , Sangjang T jm o r k a , Sangjang
T jahoengak , Sangjang S aka-D jo esg k o e io » , Sangjang I jarmangie , Sangjang
P ahadakg , Sangjang T jikaramie , Sangjang K adoet , Sangjang
B avtar-D jeiga , Sangjang T jir aw ek , Sangjang M akdarayo , Sangjang
P akamboewang , Sangjang D jara-A nak en Sangjang P amoedja an. Op
den zeventienden dag hunner vijfde maand , bewijzen zij godsdienstige
hulde aan de steenen afbeeldingen der Sangjangs, vvaaraan zij bijzondere
krachten toeschrijven , zoo bevordert Sangjang P ara dam; , de vrucht-
baarheid der Velden en Sangjang D jara Anak de vruchtbaarheid der
vrouwen. Sangjang P aramboewang bcheersclit het water , en Sangjang
P amoedja’an wordt als eene godspraak geraadpleegd.
De veelwijverij is hun door hunne godsdienst verboden, wordende
de ontrouw met de diepste veraeliting gestraft en de schuldige uit de
Bedoeische dorpen verjaagd. Ook straalt de zachtmoedige milde geest
hunner zeden door, in de genegenheid en het medelijden , dat zij aan
den dag leggen voor zoodanige dieren, welke bij ons den naam van
huisdieren dragen , waaronder zij echter de koeijen, buffels, zwijnen ,
»•eiten, eenden , enz. mede begrijpen. Geen dezer dieren mag om liet
leven gebragt worden , en het is hun niet geoorloofd ander vleesch te
mittigen , dan dat van wilde runderen en van den rhinoceros , zijnde
het laatste hunne geliefkoosde spijs. Ook eten zij apenvleesch , doch
wanneer het buffelvleesch bij hunne naburen is geslacht geworden ,
mögen de Bedoeis er ook van eten.
Hier regeert niet meer de zoon , omdat de vader geregeerd neett,
het regt der geboorte wordt in dezen niet erkend; vrije verkiezing
bestuurt hier den inwoner van elke kampong, in het opdragen van den
titel: Girarn Pohon, aan den besten en verständigsten onder hen,
ten einde voor het algemeen welzijn te waken, en wordt deze post
door hem naar eisch vervuld, zoo blijft hij zijne waardigheid tot
aan het einde zijns levens bekleeden. .
Hun voornaamste voedsel bestaat uit rijst , Turksche tarwe en visch ;
het gebruik van andere vruchten, is hun door den Girarn Pohon verboden
, saguweer drinken zij gaarne. Daar hunne behoeflen zeer gering
zijn, kweeken zij slechts rijst en katoen aan en drijven geen
handel, zeggende, dat zij het geld niet kunnen eten, en met weten,
wat zij er mede zouden doen, daar zij niets te koop hebben.
Zij ruilen echter voor hunne produkten, op de naaste passers, zout
en vrouwelijke sieraden in , zijnde de armen hunner vrouwen en
kinderen met ringen en belletjes versiert. Maar de stof tot hunne
kleeding moet in de kampong der B eiioeis zelve vervaardigd worden
, en het is hun door hunne voorouders gestreng verboden
kleederen te dragen , waarvan de stoffaadje door vreemde han-
den is vervaardigd geworden. De vrouwen spinnen en weven de
ruwe boomwol tot eene soort van fijn lijnwaad, met strepen m de
lengte voor bovenkleederen , en tot eene blaauw en wit geruite
Stoffe, voor onderkleederen, zoodat het haar nimmer aan bezigheden
mangelt, terwijl de mannen het veld bebouwen. \ a n het witte lijnwaad
dragen de mannen eenen doek om het hoofd, dien z ij, even
als de meeste Sunda’s , los om het hoofd slaan. Het opperkleed heeft
veel overeenkomst met een kort hemd met körte mouwen. Broe-
ken mögen zij niet dragen, in plaats daarvan , dragen zij een stuk
wit en blaauw geruit doek om de lendenen geslagen ; volgende, zoo
als zij verzekeren , de kleederdragt hunner voorouders, die hen met
hunnen vloek hebben bedreigd , indien zij daarvan afwijken. De
kleederdragt der vrouwen is weinig verschiffend van die der Sunda s ,
doch zij mögen geene andere kleuren dragen dan blaauw en wit.
Gouden versierselen zijn verboden , maar de vrouwen tooijen zieh met
zilveren oorringen, om des te aanvalliger in de oogen harer mannen
te schijnen. Hunne kampongs zijn zeer zindelijk, en kunnen in dat
opzigt met die der zindelijkste Javanen wedijveren.
Hunne taal is de Sundasche, doch verschiffend van die der andere
Sundasche Volkeren, daar bij liun de taal zuiver bewaard is door-
dien zij buiten aanraking met andere zijn gebleven, en alzoo aan
geene taalverbastering blootgesteld waren. Men kent de B edoeis de
eer toe van de uitvinders te zijn der muzijk met bamboes-pijpen,
anklong geheeten (1).
11) Hen zie vooris over de B e d o e i s P . P . B o o r d a vas E y s i k o a , V e r s c l i i l -
l e n d o B e i z e n en L o t g e v a l l e n , D. XV, bl. 180-184. en J. O u v i e r J z . ,
L a n d - e n Z e» to g t e n i » N e d e r l a n d ’ a I n d i «, D, I , bl. 896-427.