aan oorlogsbehoeften bij de Nederlanders , maakte den toestand dezer
laatsten zeer hagchelyk, te meer, omdat al hunnc schepen geladen waren
met zeer kostbare goederen , zoodat bet verlies van eenen enkelen
zeeslag den oudergang van alle hunnc bezittingen in Indie na zieh
zuude knnnen slepen. Daarentegen mögt men verwachten , d a t, wan-
neer onze heerseliappij ter zee in Indie ongekrenkt bleef, ook bet fort
te Jakatra, dat nog van al bet noodige voorzien was, zieh zoude kun-
nen staande liouden , en dat , indien dit fort zelfs ten laatste veroverd
mögt worden , bet , naderband , door den moed der Nederlanders ,
gemakkelijk te hernemen zou zijn, zoodat men dit verlies n ie t, even als
dat van de sohepeu , onhcrstclbaar achtle. Deze bedenkingen deden den
Gouverncur-Generaal besluiten , om naar Amboina te stevenen , en aldaar
de geheele zeemagt der Nederlanders bijeen te breiigen, terwiil bij
het bevel over het fort overliet aan P iet er van den B koeck , die in
1615 reeds in Indie gekomen , e n , wegens zijne künde en dapperheid
algemeen geacht was. In bet fort bevonden zieh destijds niets meer,
dan 400 zielen , onder w:elke 6 oilicieren , 65 onderollicieren en am-
bacbtslieden, 15 kanonniers, 70 Soldaten, 25 Japanezcn, 16 Chine-
zen, 70 zwarten, 70 jongens, 40 vrouwen en eenige kinderen. Met
dusdanig eene zwakke bezelting durfde van den B koeck ondernemen,
zieh, tegen de vereenigde magt van Bantam en Jakatra , ondersteund
door de Engelschen en Portugezen , staande te houden , tot dat K oen
van Amboina zoude zijn teruggekomen. Na vele vergeefschc aanvallcn der
vereenigde Engelschen en Javanen tegen het fort te Jakatra , lietwelk met
weergaloozen heldenmoed verdedigd werd, terwijl de bezetting nu en
dan zelfs bij eenen uitval de versehansing hunnervijanden vermeiden, ging
men, den 19 Januarij van bet jaar 1619, een verdrag aan , bij betwelk de
Nederlanders zieh verbonden , den Koning van Jakatra zes duizend Rijks-
daalders te zullen betalen, en de loods der Compagnie te laten in den Staat,
waarin zij zieh destijds hevond. Dit verdrag werd echter weldra door
de Javanen gesebonden, want van den B ko eck , door den Koning op bet
allervriendelijkst, met nog eenige andere zijner landslieden, ter maaltijd
uitgenoodigd , en, niets ergs vermoedende , ten bove gekomen zijnde ,
werd op de snoodste wijze met de zijnen verraden , uitgekleed, gekluis-
terd, mishandeld , en in eenen kerker gesleept. Uit deze euveldaad verder
voordeel zoekende te trekken , werden aan de zijde van den Vorst
eenige aanbiedingen tot ontslag der gevangenen gedaan, onder voor-
waarden , die ten gevolg moesten hebhen, dat de Engelschen meester
van de loods werden, en de goederen der Nederlanders, ten buit,
in de handen van zijne Javaansche Majesteit vielen. Inmiddels maak-
ten de Engelschen zieh den benarden toestand der Nederlanders ten
n u tte , om meerdere vestingwerken tegen Jakatra op te rigten. V an
den B koeck werd geboeid door deze trouwloozen voor het Nederland-
sche fort gebragt , en onder de vreesselijkste bedreigingen aange-
spoord, om de bezetting tot de overgave aan te manen. Welverre
van aan dezen eisch te voldoen, moedigde van den B koeck zijne land-
genooten tot volharding en standvastigheid aan , en bezwoer hen, bij de
welvaart en deeervan hun Vaderland, zieh tot den laatsten druppel bloeds
te blijven verdedigen. De weinige Nederlanders, die in de vesting waren,
te zwak om den tegenstand op den duur te kunnen volhouden , liad-
den reeds besloten alles toe tc geven , toen de Bantammers onverboeds
op Jakatra aanvielen , den Koning onttroonden en hem in ballingsehap
zonden. V an den B koeck en de overige gevangenen werden nu , onder
schijn van vriendscliap, naar Bantam overgebragt en sommigen naderband
peslaakt. De Engelschen hadden echter naauwelijks het verraad van
den Pangerang van Bantam ontdekt, of zij namen de vlngt naar
de schcpen, en op deze wijze bleef het fort te Jakatra in het bezit
der Nederlanders. De Pangarang van Bantam , nu meester van Jakatra ,
liet eenige voorslagcn aan de bezetting doen, om haar tot de ontrui-
ming daarvan over te halen, waartegen hy zieh verbinden wilde haar
in het Bantamsche alle hulp en bescherming voor hären koophandel
te vcrleenen , doch het bleef bij onderliandelingen. Middelerwijl kwa-
men er Nederlandsche schepen, die de onzen in Staat stclden om
het fort verder te versterken , minder te vreezen, stijver hunne streng
te trekken, en de terugkomst van den Gouverncur-Generaal af te
wachten. Op den 11 Maart 1619 kwam er toch een verdrag tot stand ,
volgens hctwelk de Pangerang van Bantam aan de Nederlanders alle hulp
en bescherming zoude verleenen , en dezen daarentegen aan hem een
vierde gedeelte van alle goederen der Oost-Indische compagnie , bene-
vens de helft van het geschut, zouden leveren. Noch de Engelschen ,
noch de Bantammers mogten eenige nieuwe vestingwerken tegen bet
Nederlandsche fort oprigten. Den dag , na het sluiten van deze over-
eenkomst, werd door een besluit van den krijgsraad de naam van B atavia
aan het fort gegeven , ingevolge een bevel der Bewindhebbers van de
Oost-Indische Compagnie, lietwelk reeds twee jaren vroeger nit Ne-'
derland afgevaardigd was. Deze inwijding van het Nederlandsche fort
verstoorde de Pangerang van Bantam zoodanig , dat hij kort daarop
nieuwe toebereidselen iot eenen vijandigen aanval maakte. Inmiddels
kwam K oen, den 27 Mei daaraanvolgende, zelf met het lang verflachte
pntzet, bestaande uit achttien schepen, uit het Oosten van Indie te
jakatra aan, waardoor alle vijandelijkheden weldra een einde na*
men. K o en , die reeds den Pangerang van zijne aanstaande komst
had doen onderrigten, met verzoek van onzijdig te blijven, trok
nu op Jakatra aan , en maakte zieh meester van die stad ,
welke voor het grootste gedeelte verbrand of verwoest werd, terwijl
omstreeks de plaats, waar zij gestaan had, weldra eene stad
werd aangelegd, waaraan, ten gevolge van een nieuw bevelschrift
der Bewindhebbers, den 4 Maart 1620, de naam van de nu binnen
hare muren besloten sterkte, B atavia , gegeven werd.
De Gouverneurs-Generaal, die voor K oen aan het bewind geweest waren
, hadden steeds hunnen zetel op de Moluksche eilanden gehad ;
daar echter de nieuwe stad beter gesebikt werd geoordeeld , om
de lioofdplaats en het middelpunt onzer Oostindisehe bezittingen te
zijn , namen alle de volgende Landvoogden het kasteel te B atavia tot
hun verblijf. Eene der eerste gebeurtenissen, na het veroveren van Jakatra,
in 1619, was de vrede met de Engelsche Oostindisehe Maatscha-
p ij, d ie , nu ziende, dat zij in magt ve.r bij de Nederlandsche te
kort schoot , hare toevlugt nam tot onderhandelingen, om door
een vredesverdrag deel te krijgen aan die voordeelen, welke zij
te vergeefs door de wapenen had getracht te verwerven. Dit viel
haar ook niet zwaar , want de Heeren Staten Generaal hadden zieh niet
m het gescliil tusschen de beide Maatschappijen durven mengen, uit vrees
voor den Engelschen Koning, wiens vriendschap voor het opkomend
gemeenebest van het grootste belang was. Hoewel de Nederlanders
hunne bezittingen in de Indien door eigen goed en bloed hadden ver-
ltregen, kwamen zij nu in de droevige noodzakelijklieid, om hunne
•cigendommeu, in zekeren zin , met de Engelschen te deelen ; want ,
op voorstel van deu Koning, werd er eene evereenkomst tusschen de