BEDAF (KLEIN-), geh. in de Baronie van Breda, prov. Noord-
Braband, arr. en 4 u. Z. 0 . van Breda, kant. en u. Z. 0. van
Ginnehen , gem. cn 1 u. 0 . van Baarle-Nassau, l u. van de Belgische
grenzen. Men telt er 20 inw., alle landbouwers.
BEDAFSCHENHOEK , alleenstaand huis in de Baronie van Breda,
prov. NoordBraband, arr. en 4 j u. Z. 0 . van Breda , kant. en 3 | u.
Z. 0 . van Ginnehen, gem. en 1| u. 0 . van Baarle-Nassau, f u.
0. van de Belgische grenzen. Het behoort eigenlijk tot Groot-Bedaf,
waarvan het \ u< verwijderd S t a a t .
BEDDERAWALDA of B e d um e rw o u d , onder dczen naam, wordt in
de Charta Werdensis, of Blaffert van het sticht Werden, dat gedeelte
van het kw. Hunsingo, prov. Groningen vermeld, waar thans het
dorp Bedum gelegen is. X , ,
BEDDEWAARDE, pold. op het eil. Duiveland, prov. Seeland.
Zie B ettewaarde.
BEDDIAN , oude naam van het dorp B edtjm. Zie dat woord.
' BEDEHEIM, v o lg e n s s o m m ig e n d e e c h t e n a a m v a n h e t d o r p B ed eh .
Zie dat woord. ,
BEDEY AARTSWIJK, volgens sommigen de naam , waarmt, door
verkorting, de tegenwoordige naam van B e v e rw ijk zoude ontstaan zijn.
Zie dal woord.
REDHUM , B e d ia n , o u d e n a m e n v a n h e t d o r p B edum. Z ie d a t w o o r d .
BEDIJKTE SCHERMEER , bedijking in het baljuwschap van Ken-
nemerland, prov. 1\oord-Holland. Zie S chermeer (F ).
BEDIL, berg i n Oost-Indie, op h e t Sundasche e i l . Java, r e s id .
Buitenzorg, distr. Jassinga.
BEDLOO, naam, die de Negers geven a a n de plant. K a r e l s b u r g .
Zie dat woord. , ‘ ’• ' _
BEDOEiS of B ad o e is, volkstam in Oost-Indie, op het eil. Java,
resid. Bantam. Het is eene Sundasche volkstam, die in het gebergte
Kandang woont.
In dezenbergrug liggen eenige, aan het oog der wereld onttrokkene
negorijen , die hunnen oorsprong verschuldigd zijn , aan vlugtelingen ,
die van het lagere kustland , tijdens de Mahomedaansche vervolging ,
derwaarts gevlugt zijn, en zieh aldaar, van alle andere bewoners van
Java geheel afgezonderd , hebben nedergezet, om, gelijk zij tot heden
nog doen , de godsdienst hunner voorouderen ongehinderd te kunnen
naleven. In deze eenzame afgezonderde streken, waar de menschen
door niets dan den tijger en den Rhinoceros verontrust worden,
sleet de bergbewoner, in vrnchtbare, waterrijke valeijen, onder de
schaduw van eenzame kokospalmen , aan den oever der kabbelcnde en
snelstroomende bergrivier Tjioedjoeng, welke in het Parangkoedjang-
sche ontspringt, zijne gelukkige dagen , als natuurmensch V-in vrede ;
terwijl eene gezonde en benijdenswaardige luchtgesteldheid bij een
gematigd leven en beweging, hem boven de ziekelijken gemelijkheid
der hier zijnde blanken bevoorregtte; doch deze gelukkige, aarts-
vaderlijke dagen zijn thans ook hier gedeeltelijk verdwenen. Daar
de bewoners dezer negorijen, ieder vlugteling, volgens Oosterscli ge-
bruik, zeer gastvrij en minzaam ontvingen, en den vreemdeling
( i ) Alls n am e n , waarvoOr men wel eens Bid i ik ie geplaatst v in d t, zocke men
©p de woorden van onderscheiding*
BED.
hier rust « n vrede, m e t e e n o n b e n i j d m i d d e l v a n b e s t a a n , p o o g
d e n t e b e z o r g e n , w a s d e m e n s c h l i e v c n d e h e r b e r g z a a m l i e i d d e -
, e r b e r g b e w o n e f s , d i e d e v r e e m d e l i n g e n a l s h u n n e b r o e d e r s o n t v i n g e n ,
Int middel omhun te ontaarden , aangezien zy , door deze gulhart g ^
weldra in de slaafsche ketenen der behoeften
het voorheen zoo vreedzame karakter hunne voorvader yke leven»
wijzeen geaardheid, troüw en ijver, door vreemden u loed geh^e
hervoi-md en bedorven. Hun st.l en vrol.jk leven , bij deJ ™ a™
heden van den landbouw , veeteelt , jagt en v.sscbenj, ontaardde wel
dra, door den bedwelmenden geest der verwyfde of bedorvene yeemde-
lingeu, die, niets dan roof- en wraakzucht ademende , m luye,
vuige ontucht, deze schandelijke misdrijven steeds bleven “^efenen.
De echter die’per in het gebergte verscholen bewoners der o r
v a n d e Tjioedjoeng z i j n , t o t n o g t o e , a a n h u n n e v o o r v a d e r l i j k e
z e d e n g e t r o u w g e b l e v e n , e n h e b b e n d e h e i l i g e g r a v e n h u n n e r v o o r -
v a d e r e r f D aeam j L igg aea ’, D aeam- P ad . - S ie d a - H o e r . e .. e n a n d e r e g e r o u w
b e w a a k t , d e b e w o n e r s d e z e r n e g o r i j e n , z i j n a a n d e n g r o n d
g e b o o r t e , d i e o o k e e n s h u n n e a s c h b e v a t t e n m o e t , a l s h o n d e r d j a i i g e
en onverplantbare eiken, vastgeworteld. • * . j t
Deze als in een huisgezin levende menschen , zijn afkomstig uit het
rijk Bramaija - Maisa - Tandaraman (hetwelk zieh van de p f g g | | | f ;
binnenlanden tot aan het Cheribonsche mtstrekte) wclkslaaUteon-
«relukkipe Regent P ra bo e - S eda -M oending-W akgi , volgens
L e rin g e n , door den Mahomedaanschen overwinnaar H assim- oebiem
uit Padjadjaran, den hoofdzetel zijner voorzaten, is verjaagd gewor-
den. Door de overbrenging van het Islam.smus van den vaste. waU
van Azie op Jäva’s N. W. kust , werden de onbuigzame aanhan
gers der leer van B uddha en die van B r a h m a , door het zwaard d e r
Mahomedanen vervolgd. De Braminen hadden, n a a r d e n a a r d d ^
Hindoes, met hunne geloofsbegnppen ook hunne zaeitaardighud
menschlievendheid ingezogen ; hoe zouden dus deze gastvi je , en voor
den oorlog ongeschikte Braminen aan het dweepzieke, ooilog- en root
zieke Arabische volk , door welke het Isla.msmus horwaarts
tegenstand hebben kunnen bieden ? P ra ro e - S eo a mocs k t l zijner
vaderen dan verlaten , en de schoone omstrekenvan PaJ jadJar“" 7
w a a rK o E D A -L A L iA N d e r i j s t p l a n t i n g e v o e r d e n h e t e e r s t d e n B ü f f e l g e t e m d
h a d a lw a a r h i i d e - S u n d a ’s i n d o r p e n v e r e e m g d , e n z i j n e K r a t o n g e s t i c h t
liad , door de wapenen der M a h om e d a n e n zien verwoesten, de grafsteden
z i i n e r v o o r o u d e r e n , d e b e e i d e n z i j n e r G o d e n z i e n v e rm e l e n , t e r w i j l
z i j n e G o d s d i e n s t a l o m d o o r d e l e e r v a n M a r o e e d v e r d r o n g e n w e r d .
P r a b o e - S e d a v l u g t t e d a n n a a r h e t g e b e r g t e v a n P o e lo e -S a r ie , e J
z o o n , P o e t jo e - K o e m a s , t e P a d j a d j a r a n t o t d a t o o k d e z e ^ b r a n d
e n d e P a d j a d j a r a n v e r l i e t , e n , o m d e r o o k e n d e p u . n e n m e t t e
aanscliouwen, ook naar het g e b e r g t e v l u g t t e , en h.eruit zouden de
B e d o e i s , hetwelk in het Arabisch wil zeggen rondzwervers voortge-
sproten ziin. Deze bewoners der oevers van de nvier Tjioedjoeng,
in de kampjorigs of dorpen Kan e k e s - R a w a j a n Kadoe-Koed-
iano- en K a ra n g, liggende tien a twaalf paal bezuiden Labak,
zijn thans bijna geheel van de wereld vergeten alboewel de voor-
naamste gebeurtenissen hunner voorouderen de Aorsten van hei. r jk
B r a m a i j a - Maisa-Tandaraman thans nog in de Wagangs, te
en elders , luidruchtig bezongen worden.
De B e d o e is genieten bij hunne aloude begrippen en inaeilin0e , » 1 1! 1 „ 1, nlmfn n 'n r vittl Ptl IlD'Chääll] e UlC