De oppervlakte wordt gerekend zoo groot le zlju als | van Let ge-
lieele eiland Java.
Banjeiimasing wordt door eenen Sultan geregeerd, die een bondgenoot
van he t Nederlandsche gouvernement is , welk gouvernement er eenen
Resident heeft. De Sultans zijn uit het geslacht der Javaansche Rei-
zcrs, van hetwelk een Prins van den bloede , hier Regent zijnde, zieh
onafhankelijk verklaarde. Doch in het midden der 18de eeuw werd
dezen vorstenstam , op zijne beurt door zekeren Pangerang Natti , eenen
neef en voögd van den wettigen erfgenaam, Pangerang Ratoe , verdrbn-
gen , hetwelk tot burgeroorlogen en ontzettende wreedheden aanleiding
Ea f , daar de voorstanders van den afgezelten Koning, zieh längs al-
:rlei wegen weder in het gezag poogden te herstellen. De omliggend«
volkjes van P a s s i r en Poe l o e - L a u t , Boeginezen van afkomst, brag-
ten in het Jaar 1787 den nieuwen Sultan zoodanig in het naauw, dat
tij geen andere redding wist dan bij de Nederlandsche Postindische
Compagnie, die hem op zijn verzoek, te hulp snelde , de vijanden
verdreef, en hem in zijne bezitlingen herstelde.
De Sultans hielden voorheen liun verblijf te R a j oe-T en g i e , al-
waar men nog de overblijfselen van hun lusthuis aanlreft, doch zij
hebben in het jaar 1771 hun hof te Ma r t a p o e r a gevestigd, welk*
naam toen in liunire - Kinl ja na veranderd werd, en waar thans ge-
woonlijk de regerende Sultan zijn verblijf houdt.
De bevolking wordt begroot op 200,000 zielen , en bestaat uit eene
iriengeling van Boeginezen, Chinezen , Djohorrezen , Javanen en Suma-
iranen, behalve de Dajakkers, die voor een gedeelte in de nabijheid
der kusten en voor een gedeelte in bet binnenland wonen. De Maho-
medaansche bevolking zal in het rijk van Banjermasing naauwelijks ,
10,000 zielen bedragen , terwijl de Dajakkers daarentegen zeer talrijk
zijn, daar het distrikt Da j a k h Ke t j i l vijftig-, en het distrikt Da-
j a k h Be s a r zevenhonderd-en-dertig dorpen heeft, die allen zeer
vele inwoners bevatten, wier getal echter onbekend is.
De voortbrengselcn van dit koningrijk zijn vogelnestjes , was, peper,
benzoin, matten, rötting en ijzer. De goudmijnen liggen er digt aan
de oppervlakte der aarde, soms geen drie vademen diep. Reeds opeene
diepte van IS tot 20 voeten ontmoet men eene roode mengelaarde , welke,
mct water geroerd zijnde , het stofgoud zuiver overlaat. Deze .mijncn
zijn gewoonlijk met eene korst bedekt, die veel naar verrotte boom-
«chors gelijkt. De diamanten zijn er fijn en groot. De diamantmijnen
hebben doorgaans op bare oppervlakte zwarte keisteentjes en gele steen-
»chtige aarde.
In 1606 hebben de Nederlanders reeds handel op Bavjehmasivö gedre-
ven , daartoe vooral door den rijkdom der voortbrengselen , en vooral
door het stofgoud en peper uitgelokt; deze betrekkingen waren echter
telkens door den valschen en verraderlijken aard der inlanders, en
eindelijk in 1669 voor goed, afgebroken. In 1707 werden alle En-
gelschen , die zieh met goedvinden , en zelfs op verzoek van den Sultan
daar ophielden , vernioord, Daarna vernieuwde de Sultan , die de Euro-
pesche goederen niet ontberen kon , herhaalde malen zijn aanzoek aan de
Nederlandsche Oostindische Compagnie tot het aanknoopen van nieuwe
handelsbetrekkingen ; doch zij weigerde dit telkens , tot eindelijk de vaart
in 1726 hervat werd, en in 1733, bij een nieuw verdrag , de Maatschappij
den Sultan tegen alle zijne vijanden beloofde te beschermen ; waarlegen de
alleenhandel der Nederlanders in peper werd vastgesteld; zoodat de
Vorst dien aan niemand, dan aan hen , zou mögen leveren, met uit-
«mdering van céne jonk, welke jaarlijks met peper naar China zou
aiogen varen. Deze uitzondering gaf echter aanleiding', dat er eene
menigte vaartuigen regtstreeks dit China naar B ak je r-m a siK g voeren
cen handel reeds oudtijds , doch thans meter dan initiier , in zwang,
terwijl het schip , dat de Maatschappij ,sedtert 1726 jaarlijks derwaarts
zond, onder allerlei voorwendsels, zooals : misgtewas, verval van plan-j,*
taadjeri enz. | zonder genoegzame lading werd teruggezöndeii. Ditdeed
den Gouverneur Generaal G u s t a a f W i l i e m Baron v a » Im h o f e , in 1 7 i7
besluiten, orti dien handel met China te beletten, en een sipald.e'el
van drie schepen en twee barken, onder den eterstteh Luiteiiant A c k e r -
t e l t te gelasten, de Chinezen, die B a s je k -m a s in g mogten willpb bcZoe-^
ken daar af- en naar Batavia, Cheribon en Sämaiang té verwyzéh., eri
de Baven vah B a n je r -m a s in g te blokkereh , niet alterät' voor de Chinezen
maar ook voor alle andere natien , uitgettomen de Nederlanders. Sèqe^t
1749 zijn wij er echter eerst regt gezefcen geworden , als zijnde in dat
jaar o iis handelskantoor hier opgerigt, Je
Nadat de Oostindische Compagnie, in het jaar 1787, den^Srtltari
in-'zijne bezittingen hersteld had, trachtte zij vari de door haar "V'er-
leende hulp alle mögelijke partij te trekken. Mèri, riiaàKtd def
Regering het denkbeeid van landbezit op BorneöV Oostkyst sifjake-
lijk, vooral uit hoofde van den peperbonw aldaar, dien- ineri'onder
onmiddellijk bestuur der Maatschappij beter, hoopte te kühWeri Vöötfi-
zetten. De Sultan , die nu gebeel onder de magt der Nederlähdbr^
was , stond bim zijn Rijk af, om het weder als'beten te arttoVaai*-;
den, onder beding van eenen eed van gehoorzaambeid aan de Mapt-
schappij die invloed bebield op de aanstelling der Rijksgrootéh , ',*èlfà,
van den eersten Vizier of Rijksbestuurdter ; haar werd de landstre'ek
van 1*assi r , het eiland (Poeloe) L a u t en andere gewesten oj> djte klist,,
benevens liet oppergezag over alle Chinezen en andere vréenidelriigen
door het geheele Rijk afgestaan ; ook moest de Sultan, ' in elkräi
oorlog, de Maatschappij tè hulp snellen, alle òhtevredénen ten müjtc'fs
tegen haar dadelijk aan haar overlevereh, ,l of, wanneer het; Zljrie
oaderdanen waren, voörbeeldig straffen. De Sultan; stpnd;
Maatsehappij' af alle de ' tollen die zij in het Rijk van B'AwiEnatAsijsii.
zou goedvinden- te heffen, tot goedmaking van de'kosten dter besijhier-
ming des lands ; de Nederlanders zouden den Sultan de helft van' Rct
bedrag daarvan uitkeeren , 1 waartegen bij echter ‘‘odk ’geerie" andterjqf
belastingen hoegenaamd zou mögen- heiffen. Alle, de- diamantimjnteti'.cli
vögelnestklippen in het geheele Rijk zouden riiede aan de Maatschappij
hehisoren, die echter de helft daarvan- aari den 'Sultan zou! doéii; ge-,
■worden ; zij- zou de magt hebben, om doör het geheele Rijk' lieteh ,'
hout te doen kappen ,; en-weldoor ?sKönings önderdaneh',, ttegdn .lébnèii'
billijken prijs ; de alleenhandel in peper werd häar afgestaati r ; 'getené
andere Europesche Natie mögt B a» je r 3ìasìn!g bteioekén^, älle, munften’
uit Batavia of andere1 Compagnie’s bezittiri'gèn motesten , öp ;nerizelfdcji
voet, ook in B anjermasittg gangbaar zijn eh zijhehield uitsldìterid;hé'cregÉ
der munt aan zieh. Alle nagelen in het Rijk!i mpteslrär iftti>'erbräa^
en geene daar immer vorder aarige'kweekt worden: ; Bij-vefkiezing väii
eenen nieuwen Gouverneur Generaal, moest1 de Siiltah Zyneli Vizjèf , .nti-
vens twee andere Rijksgl’öötcn , naar Birtrivia zenderi, ofti' liuldc tö he*
toonen ook moest de aanstelling van ecnèn nibuwèn Sultan te Bà(avia
goedgekeurd worden. •
Niettegenstaande de Oostindische Compagnie nu reeds nicer dan 200
jaren met B a .m e rb a s i» g in handelsbetrekking gestaan had-, werd het