In dezen moedwil liielden de Bandanezen nog aan , tot dat in JiiliJ
1620 tc Jakatra, op de Engelsche en op de Nederlandsche vloot,
aldaar ter reede liggende, het traetaat van Julij 1619, te London,
tusschcn den Koning van Engeland en Hun Hoog Mögenden, tot ver-
eeniging van de Engelsche en Nederlandsche Oost-Indische Maatschap-
pijen gesloten , afgekondigd werd. Dit traetaat hield in , dat de han-
del op de Moluksche eilanden , op Amhoina en Banda, ook aan de
Engelsche natie werd toegestaan, en waarbij dan alle geschillen, tusschen
de Engelsche en onze Oostindische Maatsehappijen, weggenomen
werden. Alsmede, dat men voortaan, met eene gemeene magt van
oorlopschepen , tot bescherming van den handel van beide deze Maat-
schappijen allen, die hen hierin eenigzins benadeelen wilden , zoudc
tegengaan. Nu besloot de Gouverneur-Generaal J an P iet er sz . K o e n ,
de onderwerping dier eilanders volkomen te maken. Hij verzocht daar-
to e , overeenkomstig het kort te voren geslotene verdrag, in r
den bijstand der Engelschen. Deze hadden echter, onder de hand,
de Bandanezen tot den opstand aangezet en daarvan tot bevordering
van hunnen handel gebruik gemaakt; doch daarmede meest de i ostu-
gezen bevoordeeldwaarvan er reeds 60 op het eiland Banda waren.
Zij gaven dus den 1. Januarij 1621 een antwoord, waarbij zij ,^onder
voorwendsel hunner onmagt, alle hulp weigerden. Hierop besloot
K oen , de voorgenomen taak alleen met zijne landgenooten op zieh te-
nemen, maar dan ook alleen ten hunnen behoeve. De Engelschen te-
zwak , in een oogenblik , dat het de bescherming der Niederländers
gold, hoewel men niet te zwak was geweest, hen met eene groote-
vloot op den rand des ondergangs te brengen , ontzagen zieh niet, de-
Bandanezen van alles, wat men tegen hen voorhad, te verwittigen ,
en hen zelfs van geschut en manschappen te voorzien, terwijl boven—
dien het geschut onzer Engelsche bondgenooten, den onzen op twee-
plaatsen in het landen belemmerde. Op eene derde plaats gelukta
dit evenwel, en de stad Lontoir werd ingenomen, hetwelk de over-
gave van alle de B andasche E ilanden besliste. Dapper | | zeer dapper T
moeten de inhoorlingen dezer eilanden zieh verdedigd hebben,
echter moesten zij , daar zij weinig in getal waren en hun land voor
de aanvallen der Europeanen open lag, na eene kloekmoedigen te-
genstand bukken of liever met de wapenen in de hand sneuvelen.
De overblijvenden moesten alle hunne sterkten afbreken, hun geschut,
wapenen en krijgsvoorraad overgeven en zieh voor onderdanen der Maat-
schappij erkennen. Verre de meesten die dit te hard voorkwam , vlo-
den naar het gebergte, alwaar zij nog diie Nederlanders ter dood brag-
ten; doch eindelijk, uit gehrek, heimelijk te scheep moesten ontsnap-
p en : en alzoo hun vaderland verlaten , öm het nimmer weder te aan-
schouwen. Nu werd B anda op meuw hevolkt met 2000 slaven van de
naburige eilanden en eenige verminkte Soldaten. Van toen af zijn de
B andasche E ilanden aan Nederland gebleven , tot dat zij, in 170S ,
door den Gouverneur van B oekholtz , op de eerste opeisching W aan
de Engelschen werden overgegeven, die ze na den vrede van Amiens,
in 1802, aan de Nederlanders teruggaven. In 1810 maakten zieh de
Engelschen andermaal van de forten op deze eilanden meester ^ doch
stonden die in 1814 weder aan de Nederlanders a f , waarna wij in liet
vreedzaam bezit daarvan gebleven zijn.
De tegenwoordige bewoners worden als siechte, loome, domme en
luije menschen afgeschetst. Men rekent ieder huwelijk door elkandcr
oh twee kinderen en de jaarlijksche sterfte op een van de twee en
twinlig; *
De A r o e e i l a n d e n zijn onderhoorigheden van de B andascIie e i landen.
BANDEGA, voorm. d. , prov, Friesland. Zie B andt.
BANDERA (GOENONG-), berg in Oost-Indie, resid. en op het eil.
Banda, distr. Lonlhoir. Men heeft van deze berg een allertreffendst
gezigt op Lonthoir, Neira, Goenong-Api, en op de eilandjes Ay
en' Rhun.
BANDJARMASING, kon. in Oost-Indie. Zie B anjermazinu.
BANDJARNEGARA , reg. en ads. resid. in Oost-Indie, op het Sundasche
eil. Java, res. Banjoemaas.
BANDIGAN, kl. eil. in Oost-Indie, tot de Sundasche eilanden be-
hoorende, in de Zee van Java, aan deNoordkust van het eil. Madura.
BAND1TTI, kl. eil. in Oost-Indie, tot de Sundasche eilanden be-
hoörende , in de Indische , zee, aan den Zuidelijken ingang van de
straat Lomhock, op 8° SO* Z. B. en 311° 32' O. L.
BANDOEM, berg in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Preanger-regentschappen, reg. Bandong , in het Z. W. van dat re-
gentschap4.
BANDOGAN, dist. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, resid.
Kadoe.
BANDONG, reg. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java , resid.
Preanger-regentschappen, reg. Bandong ; palende N. aan de resid. Kra-
wang, O. aan het reg. Soemedang, Z. aan het reg. Soerapoera en
W. aan het reg. Tjiandjoer.
Het is verdeeld in de 18 volgende districten : T imba n g a n t a n g ,
Tj i-komb o o l a n g , Tj i -poot jo, Banjarang, T j i -mahie, Negara,
T j i - l a k o s t o t , Koppo, Tj i - sondar i , Rongga, Tj i - t j a l i n k a ,
Maadjalaya, L imb a n g a n , T j i - p i e t j u n g , Da n g d u r , Rad ja -
ma nda l a , Tj i - a b a n g en Tj i - he j a , waarbij naderhand nog het
landgoed of distrikt Oedjongbrom gevoegd is.
B andong is het grootste der Preanger-regentschappen en zeer vrucht-
baar, maar door de moerassen ook zeer ongezond. Het wördt door een
Regent, Adie-patie hestuurt. De hoofdst. van dit regentschap is mede
Bandong geheeten. De eenige rivieren, die het besproeijen, zijn tak-
ken van de Krawang, en op het gouvernements-landgoed Oedjong-
hrom wordt de fraaije waterval T j i - k a p o n d o n g gevonden. De
voornaamste bergen in dit regentschap zijn: de Bandoem, de Sim-
pang en de Sol imbang.
In het jaar 1822 werd van Pa ssa ro ew a n g naar dehoofdstad B andong
een nieuwe weg aangelegd, welke 9 palen korter is dan de oude weg,
die over den Simpang liep.
_■ BANDONG , st. in Oost-Indie, op het Sundasche eil. Java, res.
Preanger-regentschappen , reg. Bandong, 126 palen Z. O. van Batavia.
Zij is aangenaam gebouwd , ligt aan de Oostzijde van den Solimbang ,
over welken z ij, längs den grooten postweg, met Buitenzorg gemeen-
schap heeft j maar is door de nabiilieid der moerassen minder ge-
zond.
Het gezigt uit deze hoofdplaats op de omliggende bergen , welke
allen, tot op eene aanmerkelijke hoogte met koilijtuinen en amphitea-
terswijze opgaande rijstvelden bebouwd zijn , is allerbekoorlijkst en levert
een toonbeeld op der voortreffelijke overeenstemming van het verheveue
en eenvoudige der nutuur.