waardoor inen een naauwkeurig berigt omtrent de hoofden en de
sterkte des leßers, alsmede omtrent den krijgsvoarraad en het ge-
schut cnz., verkreeß. De hooidzaak was nu , om den vcrzamelden voor-
raad des vijands te Taßal en daaromtrent te vernielen , want zoo men
hierin slaaßdc , was het zcker, dat de beleßerinß slechts kort- van duur
zou zijn. Spöedig werden er dus schepen naar Taßal ßezonden j die zon-
der vorder ouderzoek deplaats aantastten , dieoverweldigden-, en 400liui-
zen met eenen onmetelijken voorraad rijst verbrandden. Een ander gewa-
pend schip vermeide mede een ßroot maßazijn te Sabanß , bij Cheribon ,
en nam vele praauwen weg; tevens werden de monden der rivieren vart
Krawang enz. , längs welke de schepen naar het leger moesten komen,
zoo wel bezet, dat er niemand door kon. Deshiettegenstaande bleefdc
Keizer in zijn voornemen volharden , om B atavia te belegeren. De stad
zelve werd echter ook aanmerkelijk versterkt, dewijl men voor eeneri
zeer hevigen aanval beducht was. Te dien einde werden er onder-
scheidene batterijen en nieuwe boiwerken tusschen de oude aangelegd,
en de boiwerken zelve, zoo veel mogelijk, door gordijnen aan elkander
gesloten , die , hocwel uit enkel kokoshout g’emaakt, echter genoep' in
Staat waren , om dien weinig ervaren vijand het hoofd te bieden. Den
20 Augustus ontving men te B atavia de tijding , dat de vijand over
de rivier van Krawang was getrokken, op den 22 zag men reeds
veertig hunner ruiters voor de stad , en tegeu het einde der maand was
de stad van de landzijde omringd door een groot leger , hetwelk echter
toen reeds gehrek aan leeftogt liad. Den 4 September begonnen zij
hunne werken, hetgeen nogtans bezwaarlijk toeging , want de Neder-
landers hadden uit vöorzorg bijna al het liout afgehakt. De vijand
naderde , in den nacht van den 7den, tot op een pistoolschot van het
bolwerk l l o l l a n d i a ; doch met den dag deed 100 man der bezetting1
eenen uitval, verdreef den vijand en verbrandde zij ne werken, gelijk van
toen af bijna dagelijks gebeurde, zoodat de Javanen weinig vorderden,
terwijl de dappere uitval’lers doorgaans des daags verniel-len, betgeen de
belegcraars bij nacht hadden opgerigt. Het geheele leger had intusschen
gebrek aan eetwaren; zelfs stierven de meeste paarden en buffels van höriger,
waardoor de vijand in het aanvoeren van gesehnt en pakkaadje niet
weinig belemmerd werd. In den nacht van den 10 September deden de
Javanen eenen hevigen aanval op een klein houten werkje, Maagdelijns-
s t e r kt e genoemd, aan den uitersten hock der stad, alwaar eene bezetting
lag van slechts 16 man. Deze verweerden zieh eerst dapper,
tot dat al hun kruid verschoten was , en ook toen verdedigden zij zieh
met het werpen van pannen en steenen, doch zouden eindelijk moeten be-
zwijken, zoo niet een hunner den inval gekregen had, om de aanvallers met
zeer ongewone wapenen te bestrijden; want zieh herinnerende, dat de
Javanen, als ijverige navolgers van M aromed, zeer bevreesd zijn voor
al wat onrein genoemd wordt, liep hij naar bet heimelijk gemak , en
besproeide de naastbijzijnde Javanen met eene groote hoeveellieid
menschendrek, waarop zij , onder vele scheldwoorden , verschrikt het
bazenpad kozen ; te mecr, dewijl er tevens een gedeelte der bezetting
aanrukte, om den afgesnedenen te hulp te komen. Deze en soortge-
entm°etingen deden den vijand, die bijna uitgehongerd was,
eindelijk bevroeden, dat er niets voor hem te winnen viel, waarom
bet vijandelijk leger, dat ruim 100,000 man slerk was geweest, den
1 November zij ne legerplaats in brand stak, en door eene overhaaste
vlugt verdween; immers, toen de raiterij der bezetting in den morgen
uittrok, om te zien, waar de vijand gebleven was, vonden zij niets
dan 700 of 800 lijken van door de Javanen zelve omgebragte en in
rijeu gelegdc personell, vvaarschijnlijk van zieken , die zij gedacht had-
den niet met zieh te kunnen voeren. Gering was het verlies der
Maatschappij bij deze gelegenheid , want gednreude de geheele belege •
ring, sneuvelden er slechts 10 of 12 Nederlanders en 7 of 8 Indianen.
Daartegen meent men, dat er van het Keizerlijk leger, bijna de helft,
was omgekomen ; meest door hongersnood, gelijk uit het groot getal der
achlergelatene wapenen en krissen scheen te blijken. Velen hunner
vond men in de rivier, die zij boven de stad hadden toegedamd,
achter het paalwerk gesmeten , met oogmerk, om aldus het water on-
bruikbaar te maken ; hierdoor hadden zij de Nederlanders in het eerst
inderdaad zeer verlegen gemaakt, hoewel die vrees schielijk verdween,
toen deze zagen , dat de door den vijand gegravene putten zeer goed en
gezond water opleverden. ln het jaar 1631 schijnt de Keizer van Mataram
lust gchad te liebben , om B atavia nog eens te belegeren , maar de Hooge
Regering nam hare maatregelen zoo goed , dat hij zijn voornemen
staakte , en de Compagnie gedurende het overschot zijns levens in rust
liet. Zijn zoon en opvolger, de Sousouhounan I sg a ia ta , volgde ten
hären opzigte een geheel ander stelsel dan zijn vader; hij zocht
bare vriendschap en bood haar den vrede aan, waarop de Bataviasehe
Hooge Regering te dien einde de Heeren W indeher en B aresdszooiv ,
op den 8 April 1646, in gezantschap naar Mataram zond, alwaar zij
zeer minzaam ontvangen werden, en een verbond van vrede en vriendschap
sloten , hetwelk naderhand te B atavia , in September deszelfden
jaars , bevestigd werd.
Naauwelijks was de Gouverneur-Generaal Ja» M a a t zü ik e r , in het jaar
1682, tot die hooge waardigheid verheven , of hij geraakte in oorlog
met den Koning van Bantam , die in datzelfde jaar nog voor B atavia
verscheen met een leger van 60,000 man. De uitslag dezer onderne-
ming beantwoordde echter geenszins aan den toeleg ; want zij bepaalde
zieh tot het verbranden der suikermolens en landhoeven rondorn B atavia
, terwijl het grootste nadeel bestond , in het wegloopen van eene
menigte misnoegde slaven , die tot de Bantammers overgingen.
Een twist , tusschen den Raad van Indie S t . M a r t i» en zekeren
Kapitein J onker outstaan , veroorzaakte in het jaar 1689, eenen kleinen
oorlog in den omtrek van B atavia. De eerste, door laatstgemelden
in het jaar 1680 , niet te onregte bij de Maatschappij van traagheid
in het ondersteunen van H ad ji , Koning van Bantam, aangeklaagd,.
had reeds onderscheidene middelen beproefd, om dien Kapitein eenige bele-
diging aan te doen ; doch vond daartoe eerst gelegenheid in het jaar
1689 , toen J onker , te gelijk met den Balischen Kapitein B o e lili.vg ,.
die weleer zijn slaaf geweest was , ten huize van S t . M artin kwam ;
deze deed den Balier eenen stoel geven, en liet Kapitein J onker.
staan , die zoodanigen hoon met reden ten uiterste kwalijk nam, en
voldoening van de Hooge Regering vorderde. Deze antwoordde, dat
S t . M artin voorzeker verkeerd had gehandeld , maar dat een ieder ten
zijnen huize meester was-, en dat dergelijke zaken niet tot de tafel des ge-
regts behoorden. J onker nam toen het besluit, om zieh zelven te wre-
ken , en verzocht dagelijks ten zijnen huize aanzienlijke gezelschappen
en onder de genoodigden altoos den Heer S t . M artin , ten einde hem
bij z ulk eene gelegenheid insgelijks eenige beleediging aan te doen: deze
had echter de voorzigtigheid van niet te verschijnen. Eindelijk ziende ,
dat hij op zulk eene wijze zijn oogmerk niet kon bereiken, en dat
zijn neef R adja B ongeo , overtuigd van het op het leven van den Heer