Seminarium op te rigten , volgens welke de Hooge regermg werd aan-
bevolcn , om aldaar niet alleen scholen aan te leggen , waarin men
de jeugd, even als hier te lande , zoude ondcrwijzen , maar ook ten
dienste ran verder gevorderden een Seminar ium op te rigten,. tot
liet aanleeren van lalen, en de gronden der godsdienst, ten einde
daaruit, met der tijd , wanneer erzieh bekwame voorwerpen tot dienst
van Gods kerk opdeden , jaarlijks twee uit Batavia naar het Moederland
over te zenden, tot voltrekking hunner Studien, om, na verloop
van uiterlijk drie jaren , aldaar volleerd en, tot Proponenten geexa-
mineerd zijnde, jaarlijks weder in een gelijk getal naar Batavia
teruggezonden te worden , ten einde tot Leeraars voor Java en de Oost
te dienen. Ingevolge deze loffelijke bevelen, ging men ras over tot
het oprigten van een nieuw Seminarium ; ten welken einde eenige op-
stallen en eyven, staande op de Voorburgsgracbt, buiten de Rotter-
damsche poort, die tot dit oogmerk allezins dienstig schenen , gebruikt
werden. Om jaarlijks kweekelingen naar het vaderland te kunnen
zenden , zonder daarin door den gewonen loop der sterfgevallcn , en
de onbekwaamheid van sommige lecrlingen te worden verhinderd ,
meende men , dat er door elkanderen altijd dertig leerlingen in de
sehool moesten zijn, ten welken einde men vaststelde , vooreerst drie
jongelingen te plaatsen en dit getal jaarlijks met zes .te vermeerderen,
tot men er dertig zou teilen. Men zoude opnemen alle degenen, die
zieh , of zelve, of door de beloften van ouders of voogden , tot de dienst
der Nederlandsch Oostindische Compagnie zouden willen verbinden ; terr
wijl men dezulke, die tot het waarnemen van het predikambt niet be-
kwaam schenen , tot Kathechiseermeesters ofKrankbezoekers zou aanstel-
len. Het getal der Leermeesters werd in den beginne nog niet bepaald ,
dewijl men later beter ¡zoude kunnen zien, hoevele er noodig waren.
Tot Curatoren werden verkoren de Raadextraordinaris Crux. , de
Raadsheer Th. van R evekhor st , de Baljuw van S echtelen en de rond-
reizende President van den Bataviaschen Kerkeraad; terwijl het rec-
tors-ambt werd opgedragen aan den beroemden Portugeschen Predikant
M ohr , een man, wegens zijne geleerdheid en verdere goede hoedanig-
heden, zeerbemind in de Indien. Het geheele Seminarium zou worden
verdeeld in vier klassen , zullende men de kweekelingen in de eerste klasse
onderwijzen in het lezen, schrijven , rekenen , in de beginselen van de
godsdienst en eindelijk in de Maleische en Portugesche talen. In de tweede
klasse zouden zij het Latijn leeren , en daar zoo lang moeten blijven,
tot dat zij die taal grondig verstonden : terwijl men , ten einde een
kundig Leermeester te bekomen en aan te moedigen, dezen de waar-
digheid van Boekhouder zou geven. In de derde klasse zoude de Con-
rector , met rang van Opperkoopman , onderwijs geven in het Grieksch,
Hebreeuwsch , de wijsbegeerte, geschiedenis enz. In de vierde klasse
zou eindelijk de Rector, rang hebbende van Opperkoopman, de jeugd
verder volmaken in de godgeleerde wetenschappen, en hen in Staat
stellen, om, na een verblijf van twee of drie jaren aan eene der Va-
derlandsche hoogescholen , als nuttige Herder^ der Oost-Indische kerben
te kunnen terugkeeren. Het ontwerp van eene kweekschool dus
gemaakt zijnde , geschiedde de inwijding den 2den November 1748 met
eene aanspraak van den Heer Gouverneur-Generaal van I miioff , eene
Nederduitsche leerrede van den Predikant B baabda en eene Latijn-
sehe van den Rector M ohr. Men vattc nu de grootste hoop van
deze instelling op ; ook maakte de Bataviasche Kerkeraad aan de Hol-
landschc synoden in 1783 bekend, dat het nu met het Seminarium zoo
ver gebragt was, dat er eerlang twee jongelingen zouden overkomen ,
om hier te lande hunne letteroefeningen te voleindigen; zij kwamen
ook werkelijk, te weten : G ray en Moyaert ; van welke de eerste, als
Predikant naar Batavia terug gekeerd, aldaar is gestorven , terwijl de
andere de hoogeschool in stilte verlateude, zoo men meent, heime-
lijk tot de zijnen is wedergekeerd. Eensklaps verdween echter de hoop
van deze instelling te zien bloeijen , j a , ook de instelling zelve : want,
op den 16 Januarij 1786, .schreef de Kerkeraad eenen brief aan de
synoden, dat het Seminarium was afgeschaft. Niet weinig waren de
Synoden hier te lande over deze spoedige omwenteling verwonderd.
Zij sclireven hierom, op verzoek van den Kerkeraad , aan de Hooge
Indische Regering, om , indien mogelijk, het herstel der afgeschafte
instelling te bewerben. Doch het antwoord was, dat het Seminarium
voor afgeschaft zou worden gebouden , gedeeltelijk om de zware on-
kosten van onderhoud, gedeeltelijk om het weinige nut. Intusschen
zou men liierop kunnen aanmerken , dat de kosten van zoodanig een
Seminarium, voor zulk eene bloeijcnde en volltrijke stad , als Batavia
destijds was, van geen het minste belang waren , en aangaande het
weinige nut zoude ook veel te zeggeu vallen. Onpartijdige tijdge—
nooten beweerden in tegendeel, dat de instelling te niet was geloopcn ,
eukel en alleen door de gierigheid van den toenmaligen Rector, die de
kostgangers zoo siecht behandelde , dat zij bij nacht de vlugt namen,
om elders voedsei te bekomen.
Batavia is de geboorteplaats van den Gouverneur-Generaal van Neer-
lands-lndie Dirk van Cloon, + Maart 1753, op het Molenvlietj
en van den Wisknndige Wieleh Hohbero , geb. in 1832 ■}• in 1712.
Toen de Nederlanders in het begin der zeventiende eeuw naar Java
zeilden , vonden zij op de Noord-kust van diteiland, eene zeer gemak-
kelijke., ruime en veilige haven , benevens eene stad Kalapa , sedert het
jaar 1607 door de Javanen Djakatra, of bij verbastering Jakatra , ge-
noemd. Deze haven , voor den handel bij zonder goed gelegen , trok de
opmerkzaamheid der Nederlanders tot zieh , terwijl het eiland zelf, wegens
zijne günstige ligging en zeldzame vruchtbaarheid , door hen terstond
tot hunne voornaamste bezitting verkozen werd. De Radja of Koning
van Jakatra, W id ja k Rama , was op verre na zoo magtig niet, a l s
die van Bantam. Dit was eene reden te meer, om de Nederlanders,
die beleid met moed wisten te paren, te doen besluiten, bij voorkeur
de hoofdplaals van kunnen handel in Indie te Jakatra te vestigen. Ten
dien einde kochten zij , in het jaar 1610 , van den Koning van Jakatra
een stuk gronds , aan de oostzijde der rivier de Tangerang, aan den
zeekant, en timmerden daarop eene loods of geschikte woning ; zoo dat
de handel, hier zoo wel als te Bantam, werd voortgezet. De Pangerang,
die, bij minderjariglieid van den jongen Vorst van Bantam, toen
dat rijk regeerde , gaf omtrent dezen tijd al te ligtgeloovig ge-
lioor aan de lasteringen der Engelschen , die even als de Portu-
gezen , uit wangunst en naijver, de Javaansche Vorsten tegen de
Nederlanders zöchten op te hitsen, lietwelk hun zoo wel gelukte,
dat die Pangerang alles deed , wat in zijn vermögen was , om den Nederlanders
den voet dwars te zetten. Hij bespeurde echter weldra het
oogmerk der Nederlanders, en ondervond daarvan tevens de gevolgen ,
dat namelijk de handel te Bantam begon te verflaauwen, en zieh daar
en tegen te Jakatra te vestigen , hetgeen hem den ondergang van het rijk
zijns minderjarigen Konings deed vreczen en alle pogingen aanwenden ,
om den ontluikenden handel, tc Jakatra , in zijne geboorte te smooreu.