Ahjeel ^en en ^°^en’ vee^e Natiën van Wilden in
I. ’ Afrika en Amerika , leeven wel byna alleen
stuk?*0" van Dierlyk Voedzel , van Vleefch en Spek
der Walvisfchen , van den Melk der Runderen;
van ’t gene de Zee oplevert en wilde
Boschdieren; maar de mëeflën zaai jen Koorn,
en buitendien flrekt het Gras tot Voedzel van
veele Dieren, die zy ver Hinden. De Land-
ftreeken, daar Gras ontbreekt, zyn veelal
woest en onvrugtbaar : want, door een b y
zondere goedgunftigheid van den Scheppers
groeit anders het Gras van zelve overal, en
zelfs, op fommige plaatfen, Koorn of eetbaar
Graan in ’t wilde.
Sterke Deeze Planten hebben bovendien' hoedanig-
vuldiging' heden, welken haar tot de gezegde einden
nog dienftiger maaken. Hoe veele anderen
worden door onzagte behandeling, kneuzen
en fcheuren , benadeeld , ja tot fterven ge-
bragt: terwyl het Gras zig aan ’t verfreeden
met de Voeten weinig kreunt, en niet alleen
’t geduurig affcheeren door het Vee, en ’t af-
maaijen verdraagt, maar zelfs daar door zyne
Wortels langs hoe meer nitbreidt* en zig dus
in de Grond vermenigvuldigt. Met verwondering
ziet men ook hetzelve na den allerflerk-
flen Winter - Vorst, zo dra de Voorjaars warmte
met een milden Regen den fchoot des Aard-
ryks opent, de verdorde Bladen verwisfelen
met een jeugdig Groen, geevende de Grondvlakte
der Velden een geheel ander aanzien.
Het
Het Vee fchynt in de Zomer,.als door eene vr.
byzondere ©nderrigring van den Schepper, de •^rjEEIa
bloeijende Halmen te myden.; op dat die haar
Zaad volmaaken mogen , ter gröotere verme- TÜK* *■
nigvuldiging. Op plaatfen , daar de Zomer
kort is, komen Gras-Soorten voor, in wier
Aairen het Zaad, eer het''erUitgevallen i s ,
reeds kiemt ; waar door her imftaat gefield
wordt , zo dra het op de Aarde valt, Wortel
te fchieteü, en dus een fpoediger Groey erlangt
»
Ook blyktde Voorzienigheid van denSchep- Verfdiil*
per ten duidelykfle, in de zo menigvuldige Soorten
verfcheidenheden van Gras, als dè oppervlak-naar .4®. ,
té des Aardryks bekleeden. Het Gras der p iS -
Bergen verfchilt van dat der Valeijen niet min-
der, dan dat der drooge Van dat der Waterige,
Moerasfige Landen. Anders zou men zien ,
dat, gelyk met het Geboomte en andere Kruiden,
het zelfde Gewas, op eene onbekwaam
me plaats gebragt, kwyride, verdorde, of verrotte
en verging. Geheel andere Grasplanten
groeijen op vette Rleylanden, dan op Hei-
jen en Zandgronden; geheel anderen binnenslands
dan aan de Zeekust; geheel anderen op
onze Velden en Beemden, dan in de Woes-
tenyën , zo van Europa als van de Indiën» Aldaar
is het niettemin van geen minder dienst,
in de verfïuiving te beletten van de losfe Gron-
den; gelyk de Helm en Zandhaver op onze
Duinen. Verfcheide Soorten vaa Grasplanten
A 2 Xchy