f>6 D r ï e m a n n i g ë
VI aan ’t end eenige Blaadjes hebbende tot Otn-
Aïdeel. windzel van het Kroontje. Dit beftaat uit vier
Hoofd- dunne Straaltjes, van oqgelyke langte, aan ’t
fwx* encj doorgaans bezet met zes Aairen, die by-
lcans een Duim lang z yn , zeer fröal, Roestkleurig
of bleëk paarfch, met witte randjes.
In Egypte vondt gedagte F orskaqhl een
Cyperus, welke hy den bynaam van Roestkku•
rig geeft. Dezelve hadt een driekantige Halm
van een Voet , onder gebladerd, zo wel als 't
Kroontje, dat uit gebondelde , Liniaale, plat-
achtig verhevenronde, Roestkleurige Aairtjes
beftondt, die aan den rand groen waren, zelden
gefteeld,aan den top famengehoopt. Hier
door, byna alleen , werdt de Groente der
vogtige Velden aan den Nylkant veroirzaakt(*)»
IX» ( 9) Cypergras met de Halm driekantig naakt,
Cyperus fat Kroontje Bladertg gekropt, van geftreepte
[qucirro- . ", . .
jus. rapptge Aairtjes.
Rappig.
Aan de Kaap en by Tranquebar heeft de vermaarde
K oenig dit kleine Cypergras gevonden,
dat ook op Malabar valt en my bezorgd
is onder de Planten , door den Heer T hü n>
berg
p 'j Flor. rEgypt. Arob. p. 14.
\g) 'Cyperus Culmo triquetro nudo, Uinbella Fóliofa
glomaratst &c. Am. Acad. IV. p. 303, Gramen Cype-
roides Maderaspatamum minimum Ifchaemi Paniculis
cum Ariftis. Pluk. Alm. 179. T. 192. f, 2. Rotxbolx,.
p. 25. T. 6. f. 3. Burm. Fl, Ind. p, 19,