VI.
AFDEEL.
V
TTooiDf
STUK.
yièefek-
Sop, enz,
Kragt-
Megi.
504
„ alleen met Suiker of Syroop zeer lekker ,
,, maar ook zeer voedzaam.”
De Europeaanen hebben van de Amerikaan
nen , in dat Werelds d e e l, geleerd, zekere
Vleefchfoepen te maaken van Mays, welken
de Fran.fchen Sagam itéde Engelfchen Hom-
tnony, de Zweeden Sapaan noemen. Ten dien
einde kneust men de Spaanfche Tarw-Korrels,
geweekt zynde, in een Houten Blok dat uitgehold
i s , t.ot een foort van Grutte , die dan
eerst wat gekookt en vervolgens het Vleefch
daarin gedaan wordt. De Mays, naamelyk,
moet tot het gebruik gepeld worden, dat aldus
gefchiedü: maar men weèkt ze' ook weli
in een foort van Loog van Asfehe, waar door
de Bast ’eraf gaat ,terwyl de Korrels heel bly-
ven , en hier door werdt Dodtor C ol d e n
beiroogen, de zodanig gepelde aanziende ea
befchryvende als naakte Mays. Daar wordt
ook Mout van gemaakt tot het brouwen van
Bier, ’t welk inzonderheid gefehiedt met
blaauwe Mays, en fömmigen hebben ’er Mout*
wyn van geftookt.
De natuurlyke Ingezetenen van Kanada, en
andere Wilden, die , zo tot hunne Reistog-
ten met Pelteryën, als tot de Jagt en tot den
Oorlog , dikwils een Voorraad van Voedzel
behoeven , van weinig omflag of zwaarte,
hebben daar toe dit Koorn zeer behendig
weeten te gebruiken. Gebraden Rampen zy
het.
hetzelve tot Grutten , onder welke , na dat VT. . n Afdeel.
het Kaf uitgewannen is, zy wat Suiker men- y
gen, en floppen het dus in een Zakje of ander
Tuig, dat zy gemakkelyk op de Rug hm -^ a fik e
nen draagen. In de Wildernisfen Honger Tarw%
krygende neemen zy een Handvol daar van
en mengen die onder Water, dat zy vinden;
3t welk hun dan tot Drank en Spyze ftrekt.
De Iroquoizen noemen deezen Voorraads-
Kost Quitzera. Het is een Kragtmeel, misfchien
zo nuttig, als men ooit heeft uitgedagt.
Van den dienst, dien men van de Spaan-,
fche Tarw, zo voor de Paarden en ander Vee,
als voor het Pluimgediert kan hebben, fprak
ik hier voor. Ook is ’t niet onwaarfchynlyk,
dat het Meel daar van , met Melk en Boter
of Vet tot een Pap gekookt, zeer dienflig
zy tot verzagting van Pyn en het doen ver»
flaan of aanrypen van Gezwellen : gelyk ook
de Heer K alm verhaalt (*).
Niet zander reden hebben, dan, de gezegde
kundige Natuur - onderzoekers de Voorttee-
ling van dit Koorn,in onze Provintiën ,aange-
preezen. Wy zouden dus de onvrugtbaarfle
Gronden, met gemak, ten nutte kunnen maa*
ken, en eenen onuitputbaaren Voorraad van
Graa*
2mB\
j 9
i
mm
H i
i illsWl
WS&Bl
É II tbsli
wêa
(*) Stockh. Verband\ als boven,
Ii 5
XI, Deel. XIII. Siuk.