46$ Z e s m a n n i G té
AYrÜ;Kt„ onderfcheiden zig door de Gewrichte of uit
IV. Leedjes beftaande Bladen; ’t welk echter fom-
5tü&ïD* tyds naauwlyks dan in gedroogde Exemplaaren
te befchouwen is. De Heer L i n k ä u s geeft
’er de ondergaande Verfcheidenheden van op,
maar de Heer H a l l e r meende thans Soor-
telyke verfchillen daar in opgemerkt te hebben.
De eene hadt de Bladen Pypig, hoedanig
de Alpifche was van S c h e u c h z e r , de
andere, en wel de gemeenfte der Wateren,
platachtig; de derde Spilrond; en in de eerfte
was de Pluim eenvoudig, met gebaarde Kaf-
jes, in de tweede éénmaal, in de derde twee*
maal of byherhaalingen getakt. De hoogte der
Halmen van de eerfte was minder, van de twee*
de meer dan een Voet , en de laatfte'groeide
nog veel hooger.
X. ( io ) Bloembies met Liniaale geßeufde Bla-
SuibTfuf. den en ßompe Zaadhuisjes.
Bolachti-
Op dorre Moerasfige Velden, aan Wegen
en Voetpaden , groeit deeze Soort meest in
de Noordelyke deelen van Europa; doch ook
in
(xo) ffmcus Fol. Linearibus Canaliculatis,, Caps, ob*
rufis. Sp. Plant, io. Gort. Belg. io i . Fl. Suec. 384,
304. Oed. Ban. T. 431. Gort. Ingr. 51. Juncus Fol.
angul. Culmo fubnudo. R. Lugdb. 43. Juncus parvus
cum Pericarpiis rotundis. J. B . Hiß. II, p, 522. June.
Fol. carinatis, Paniculä fparfä, Fruau Globofo. Hali,.
Jfelv. N. J3IS* Juncus compresfus. Jacq. Find. 235,