vr.
A fdeel.
III.
Hoofdstuk.
L
Xyris
Indica.
Indifch.
ge Eenwyvigen behoorende , welks overige
Kenmerken zyn, een driebladige egaale gekartelde
Bloem, waar binnen bet Vrugtbe-
ginzel: de Bloemen in tweekleppige Kafjes
tot een Hoofdje vergaard.
De eenigfte Soort ( i) is een Indifch Plantgewas
, gelyk de bynaam aanduidt. Men vindt
het, naamelyk , zo wel in Brafil en in Virgi-
nie, als op Malabar en Ceylon. De Groeiplaats
is in vogtige Velden en Moerasfen j
alwaar het de geftalte der gedagte Lifch taa-
melyk nabootst. Wylen de Hoogleeraar Bur*
m a n nu s heeft het genoemd Indifch Gras met
langwerpige Hoofdjes en Goudkleurige ge-
fchubde Bloemen. Het heeft, naamelyk, de
gedaante van Gras , doch draagt eenbladige
geele Bloemen , die diep in drieën gefneeden
zyn, op Schubbige Hoofdjes, veel gelyken-
de naar die der Biezen. Deswegen wordt het
van M orison Brafiliaanfch Biesgras gety-
teld, P is o fpreekt *er dus van.
,, In vogtige Velden groeit een fraay foort
„ van Gras, bloeijende meest in de Regen-
„ Maanden, Uit Haairige Worteltjes komen
„ vee-
(i> Xyris, Syjt, Nat. XII. Gen. 64. Veg; XIII. p. 81.
Xyris Foliis Gladiatis. Gron. Virg. n . Fl. Zeyl. 35;
Gladiolo Lacufhi accedens Malabarica. Pluk. Alm. 170.
T. 416. f. 4. Gramen Junceum Brafiliamim &c. Moris.
Hifi. III. p. 229. S. 8. T. 9. f. 28. Jupicai. Pis. Bras.
238. Kotsjiletti- pulli. Hort. Mal. IX. p. 139- T. 7. Gra-
„ veëlë Biesachtige Stengeltjes, meer dan \i.\
„ een Voet lang, die onder bekleed zyn met a *°jEe*
„ Grasachtige Bladen. Ieder Stengel heefteen Hoorn«
' * sqtuk „ ovaal gefchubd glanzig Hoofd je, van geel-
,, achtige en bleek bonte Kleur. Hier op zit
„ van boven een Blommetje, uit drie o f vier
„ geele Blaadjes beftaande. De Inlanders
„ noemen het Jupicai, de Portugeezen Er-
„ va d'Empige , om dat het de Schurft genee-
„ zen zou. Een verkoelend Sap, dat uit dit
„ Kruid door kneuzing komt, verligt zeker»
3> lyk, wanneer men de Huid daar medewryft,
„ de Jeukt ongemeen.”
S c h o e n u s . Biesgras,
Hier wordt de Griekfche naam der Biezen
voor een Geflagt gebruikt, waar in verfcheide
dergelyke Planten begreepen zyn, Dezelven
pnderfcheiden zig door eenkleppige als tot een
Knopje famengehoopte Kafjes, zonder Bloemblaadjes
e5*5) , bevattende het Vrugtbeginzel
dat een rondachtig Zaadje uitlevert (f).
Zy
men Indicum , Capitulis oblongis , Flaribus Aureis fqua-
matis. Burm. Zetjl. 109. Burm. FL Ind. p. 18.
(*) Zie de Afbeelding van een Blommetje in Fig.fi 1 ,
op onze Plaat LXXXVII.
( f ) Dit is volgens de Kenmerken, door L in n /eus reeds
in >t jaar 1767 (Sijfl. Nat. Ed. XII.) opgegeven en naderhand
Qn Ed. Veg. XIII.J bevestigd; des de Heer
Docf