VI.
A fdeel.
III.
Hoofdstuk.
Haakt, aan den tap overhoeks gebladerd
heeft, met zydelingfe Kinderende Bloem-
fteeltjes.
Stengen of Halmen van een Voet hoog heeft
deeze Virginifche Cyperus, aldaar aan de Rivieren
groeijende, met Degenvormige Bladen
van een half Voet , op de kanten ruuw. Uit
de Oxels der Bladen komt een Draadachtig
Steeltje dat gedoomd is, De Aair heeft aan
den Voet eenige Steeltjes, met eene dergelyke
Aair. Het is derhalve niet gekroond.
S c i R p u s. . Bies.
Dit Geflagt bevat de eigentfyke Biezen, in
ons Land algemeen bekend , en bovendien
nog veele dergelyke Planten , zo dat het by
de veertig Soorten heeft. De Kenmerken, die
hetzelve van ’t voorgaande afzonderen, zyn,
dat de Kafjes niet flegts famengehoopt of ge-
tropt zyn, gelyk in de Schoenus, maar Schubbige
Hoofdjes maaken ( * ) , en dat het Zaad
mee zekere Baardjes omringd is of gekroond,
hebbende echter geene dergelyke Wolligheid,
als die van ’t volgende Geflagt.
Onfo
, Pedunc. lateralibus proliferis. Mant. 28. GramenFlu-
viatile geniculatum Panïcula FoliaccaÉVirginianum. Mok.
Jiifl. III. p. 183. Fig. noninvenio.
(®) Glumx Paieacex undique imbricat*: zie de Afbeelding
Fig. 49* Fl. LX^vXVII. bier voor.
Onze Ridder heeft deeze Biezen, naar de
gedaante van de Aair en van de Halmen, al- jnEL’
dus onderfcheideri. stuk?1”'
I, Met één enkele Aair.
(1) Bies met de Halm rond en naakt, de Aair ^ irpUS
Cylindrlfch met Lancetvormige Schubben, trigynus.
die aan den Voet, op zyde, Vliezig zyn. vige.
In Oostindie groeit deeze, die de gedaante
onzer kleine Water-Biezen heeft, met Draadachtige
Wortelbladen, dïgt getropt , een
Handbreed lang, aan de binnenzydegefleufd,
van onderen breed wit gevliesd, en een ron-
.de naakte Halm, geftreept en zonder Knoo-
,pen5 ter langte van een Span, zyndedeAair,
aan ’t end , een Duim groot, ’t Getal der
Stylen is drie, gelyk dat der Meeldraadjes.
(2) Bies met de Halm driekantig naakt , en H; V ✓ ^ Jn Utatus,
eene Cylindrifche Aair aan t end. Veranderde.
Deeze Jamaikafche Bies gelykt naar de
Knokkelige ongemeen ; waar van zy moog-
lyk den bynaam heeft, als o f ’er eenige verandering
in gekomen ware, door de Voort-
teeling» (3)
Scirpus Culmo tereti n u d o , Spied cy lin d rica , S q u a w
s Lanceolatis B a fi la te ra li m embranaceis. Ment. 3.80.
(-) Scirpus Culmo triquetro nudo, Spied Cylindrica
terminal!.. Awi.Acad. V> 59L
LTT 3n