YT. hoog kort en altemaal donkergroen. De Pluim,
A fdeel. r , , ^4,,, , 0
lil. lomtyds byna een Elle lang, 1$ digt bezet met
stuk?FD~ vee*e ^ort gefteelde ronde Aairtjes, van agt
Manna- tot tlen Bloemen bevattende, wier Kelkblaad-
Qras' jes Laficetvormig zyn en wit gerand, de Bloemblaadjes
van de zelfde figuur, ook fpits : ’ t
welk deeze Plant alhier betrekt: hoewel vee-
len, en eenigen op ’t voetfpoor van den Ridder
zelf, haar tot het Beemdgras hadden t’huis
gebragt.
Mama?* ^ 'et Bloedkleur igePanik- Gras hier voor
Zaad. befchreeven j - , *t welk lang daar voor gehou-
*ac*z' den is; maar dit Vlotgras wordt thans gezegd
hetregte Manna Gras te zyn. Men noemt
het derhalve dus, of ook Schwaden-Gras, in
Duitfchland ;om dat het zogenaamde Duitfche
Manna-Zaad daar van komt. Die Schwaden
nogthans is tweederley. De ééne krygt men
van verfcheide Soorten van Panik, welke in
Duitfchland, ten dien einde, hier en daar ge-
. teeld worden ; zynde naar Geerst gelykende
ronde [Korreltjes , van verfchillende Kleur ;
doch waar van het Meel geelachtig is en weinig
Lighaam heeft. De andere, zynde de zogenaamde
Poolfche of Frarikforter Schwaden ,
komt eenigen alleen van dit Vlotgras, ’twelk
overvloedig wild groeit in Polen, Lithauwen,
Brandenburg en omftreeks Frankfort aan den
Oder; zelfs in Silezie , in eenige deelen van
Deenemarken en Sweeden; van waar die Man-
Etl, toebereid zynde, wyd en zyd vervoerd
wordt. .
De
l m h m mm
De manier, op welke de Inzameling en be- afdeel.
reiding in Schónen, de Zuidelykfle Provincie
van Sweeden , gefchiedt, is door den Heer stok.
LiNNiEüs aldus befchreeven(f). NaSt. Jan, g g j ? '
wanneer dit Koorn ryp is , fchuift men een
Zeef, die zeer kleine Gaatjes heeft, des morgens
vroeg-, de Daauw nog op het Gras leg.
gende, of kort na dat het geregend heeft,
door de rype Aairen heen en weer ; zo dat
het ' Zaad met zyn Kaf in de Zeef valle. Op
die wyze kunnen een paar Man , op plaatfen
waar dit Gras overvloedig groeit, in twee Uu-
ren tyds een Schepel daar van inzamelen. Dit
Zaad fpreidt men vervolgens op Zeildoek uit, en
laat het droogen in de Zonnefchyn. De fchif-
ting van het Kaf, waar door de Schwaden
een helder geele Kleur krygt, gefchiedt in een
Houten Mortier, van een Eiken Blok gemaakt,
met een rond Gat, omtrent een half
El wyd en drie Vierendeel 'diep , dat naar beneden
fmal toeloopt. Men heeft Stampers van
Beukenhout, die naar Rolftokken gelyken ,
dun aan de enden, en een Handvol gekapt Stroo
op den bodem van de Mortier gefmeeten hebbende,
werpt men daar'op een Handvol van
het Zaad, dan weder gekapt Stroo. Voorts
gaan twee Perfoonen te gelyk aan ’t ftampen
en dus gaat het Kaf van het Zaad af, dat men
'er vervólgens uit want. De Korreltjes, die
dan
(f) Sshonïkht Reife. p. 349.