VI. op ’t gevoel. Het heeft den Wortel beftaande
Aïdeel. ujt een tros valr wjtte Vezelen. Deszelfs
Hoofd- Baardjes hebben in 't midden Tandjes, en
zyn van onderen dikker, bruin , van boven
dunner, en geknodst, witachtig. Zy maaken,
derhalve, een fraay Voorwerp uit, tér be*
fchouwinge met bet Mikroskoop.
X, ( io ) Rietgras met Borjïelige Bladen ; de
pracox. Scheeden hoekige de Bloemen Pluimswys’
Vroegty- geaaird, de Blommetjes van onderen- gebaard.
Op overftroomde Zandvelden in de Zuide-
Iyke deelen van Europa, Relt Linn^eus de
Groeiplaats van dit Gras, *t wélk de vermaarde
R ay ook in Engeland heeft gevonden. Het
valt naauwlyks een Handbreed hoog en blyft
doorgaans laager: de Pluim is taamelyk dik,
doch los en grysachrig. De voorgaande Soort
komt het zeer naby.
Xi. ( i i ) Rietgras met Borjïelige Bladen; een wyd
CaryophjU ..........................
Icea. ■ öe'
Anjelierig.
(iq) Air.a FoL Setaceis; Vaginis angulatïs, Flor. Pa-
nïculato - Spicatis, Flosculis bafi Ariftatis. Sp. Plant. 13.
ft. Scan. 226. Fl. Snee. II. N. 75. Oed. Dan. T. 383.
Gramen minimum Spica brevi. habitiore, noftrum.
Scheuchz. Gram. 2ig. Gr. parvum precox, Panicull
iaxa canescente. R aj. Angl. III. p. 407. T. 22. f. 2. Pluk.
Alm. 177. T. 33 f. 9. Exüe Gramen durius. L ob. Ic. 7 ?
(11J Air0 Fob Setaceis , Panic, divaricata j Flor. Arifl.
bis*
P
£ gemikte Fluim en geaairde afjlandige Bloemen.
. JÜp- * Hoofd*»
Anjelierig noemt de Ridder dit fraaije Gras,
om dat de Bloempjes naar kleine Anjeliertjes
zweemen. Het wordt van fommigen Zilver-
Haairgras geheten. Het valt fomtyds een Voet,
fomtyds geen Handbreed hoog in verfcheide
deelen van Europa.
J
M e l i c a. Havergras. 1
Dit Geflagt, waar van veele Soorten den
naam van Haverachtig by de Autheuren voeren,
heeft tusfehen de Blommetjes , welken
het twee voortbrengt in ieder Kelk, een onvolmaakt
knodsachtig puntje, dat eenigermaa-
te naar een Paarltje gelykt(*). Hierom geeven
fommigen den naam van Paarlgras aan dit
Geflagt ; die echter wat ver gezogt is en niet
tojt alle Soortén behoort. Het bevat de zes vol-
gende f l )
diftantibus. Sp. Plant. 14. S t i l l i n g f l * Misc. T. 5* Oed.
Dan. T. 382. Leers Herborn. N. 62. T. 5. f. 7* Aira
Fol. Subulatis &c. R. Lugdb. 60. Avena diantha &c.
Hall. Hetv. N. 1482. Gramen Phaiaroides, fparfa Pa-
niculÊL &c. Barr. Tc. 44. f. 1. Gr. Pan. Loc. pnrp. Ar-
genteis. Mor. S. 8. T 5. f- « • Gr. Pan. minimum
molle. S c h e u c h z . Gram. 215. T. 4 f. 15* Caryoph. gla-
ber Arvenfis minimus. C. B. Prodr. 105.
(*) Zie Fig. 35, op Plaat LXXXVH. hier voor.
II. D sEi.. XIII. Sta«.