W ,
A fd e e l .
III
Hoofdstuk.
VIII.
Hordeum
&ïubatum.
Kwispel-
Gerst.
gewoone Basterd-Gerst der Muuren of Voetpaden.
0 0 Gerst-Gras met de Baardjes en Borjleligc
Ormvindzels uitermaate lang.
Dit is het Levantfche Haairgras van den Heer
ScHREBER/t welk de beroemde S h e r a r d
by Smyrna ontdekt heeft, zynde door Scheuch-
zer genoemd Gerflgras, dat de Aairen omringd
heeft met zeer lange Baardjes. Dergelyk
Gras vondt B ü x b a o m aan den Bosphorus en
in Georgie. Het heeft de gedaante van de
Muur - Gerst, zo even befchreeven , zegt
L in n ^e u s , doch deOmwindzels en Baardjes,
viermaal langer dan de Aair, geeven ’er een
zonderling voorkomen aan.. Men kan zulks
in de Afbeelding vanScHREBER befchouwen,
die aanmerkt dat deeze Soort, door niet meer
dan twee Bloempjes op ieder Tand van de Graat
te hebben, van de Gerst verfchilJen zoude.
T r i t i c u m . Tarw,
De Kenmerken , die dit Géflagt van het
voorgaande onderfcheiden, zyn een eénzaame
(8) Hordmm Ariftis ïnvolucrisque Setaceis longisfimis.
Sp. Plant. 8. Elymus Crinitus. Schreb. Gram. p. t .
24-f- 3- Gramen Hordeaceum, Spica Ariftis Iongisfimis
circumvallata, Scheuchz. Gram, zq. Buxb. Cenu I. Pi 33* T. 5?. f. i.
ihe tweekleppige Kelk, drie of meer Blomme-
tjes bevattende; benevens flompachtig fpitfe m.
Bloemen ( * ) , die ook doorgaans veel minder s^ 0Fn“
gebaard z yn , zittende in de bogten van eene
zonderling geboögene Graat ( f) . Het bevat
de volgende Soorten ; waar onder de agt eerden
Jaarige, de anderen overblyvende Planten
zyn.
( i ) Tarw met de Kelken vierbloemlgi
Buikig j I.
glad, op elkander leggende en gebaald.
Triticum]
ceflivum.
Zomer-j
(2 ) Tarw met de Kelken vierbloemig, Buikig^^™'
efen , op elkander leggende en byna onge- Hyber*
baar dl D a t »
Winter
Tarw.„
(f) Flos obtufiusculus acutus hqeft Lïnn;eus, dat door
den Heer Reichard , uit een byzondere Smaak, veranderd
is in obtufiusculus óbtufus: ’t welk misfchien zeggen
wil ftomper dan fiomp. Immers onze Ridder heeft
’er alleen mede te kennen willen geeven, dat de Bloem
minder fpits is dan in de Gerst en Rogge, o f, gelyk
zyn Ed. van ’t buitenfte Bloemklepje zegt fiobmfa cmn
acumine) ftomp met een puntje.
("fj Zie Fig. 3, op Plaat LXXXVII*
(1) Triticum Calycibus quadrifloris Ventricofis, gla-
bris, imbricatis Ariftatis. Sijft. Nat. X 11. 'Gen. 99. Feg.
X 111. p . 108. Gouan M onsp. 57. Hort. U ps, 31. Mill*
B ilt. N. 1. Trit. Loc. imbric. quadrifloris, Ariftatis.
Hall. Helv, N. 1422. Hall. Comm. Nou. Gott. V. T.
j. f. x. Trit. Rad. annua , Spied glabra Ariftata. H. Clijf,
24. R. Lugdb. 70. Trit. Ariftatum. B lagkw. T. 40. f. 4,
5. Trit. seftivum. C. B. Pin, 21. Trit. Typhinum. Lob.
I c . 26.
(2) Triticum Cal. quadrifloris Veptricofis, Isevibus,