VI.
Afdeel,
UI.
Hoofdstuk
. X.
Feftuca
Vhcenicoi-
des. Doïyk-j
achtige.
XI.
Fusoa
Bruine.
( I0) Dravik met een onverdeelde Pluim ;' de
■ Aairtjes overhoeks, bynaongefieeld en rond
de Bladen ingerold en fieekend [pits.
Zeer fpits en fcherp zyn de Bladen van dit
Rietachtig Gras, in Provence en elders waargenomen
en door den Heer Gerard afge-
beeld. Het wordt Dolykachtig Gmgenoemd, om
dat de Aair veel naar die van het Dolyk-Gras
gelykt, met digt tegen de Halmen aan geplakte
Aairtjes, die een zeer dunne Pluim maaken.
Het heeft • dezelven twee Voeten hoog > met
de Bladen Zeegroen , en gefpitfte ongebaarde
Kafjes. De Groeiplaats is in het Zand der
Zee - Kuilen.
II. Met de Pluim egaal.
( 1 1 ) Dravik met eene opgeregte Takkige
Plwm , en ongefteelde , gekielde , onge.
baarde Aairtjes.
Deeze Soort, in Paleilinagevonden, heeft
een
Cik . T ° indivif° f.bbus te,«bus, rot inyoltujs’ , altern is fubfesbus.
Sfr Plant. 16. Mant. 33, G Er«. Prov, 9ï, T . 2 f
2. Gouan lil. 4. Gram. Phoenicoides &c, ƒ. B. Hift
l Pr 477M ' maritim’ Spicâ LoIiareâ‘ T. 33'
c.4b piü!™L 'Ê m m m
Cl O Feftuca Pa„. er.Ramofâ, Spiculi* fe f liibus ca<
rmatis muticis. Sj>. Plant. 7.
mam 1
i l
een hooge Takkige Halm ; fmalle lange Els-
vormige Bladen $ een opilaande Pluim van in.
Aairtjes die gekield zyn en donker van Kleur. S^ IQ*
,(12) Dravik met eene opgeregte Pluimt hyna X ïjff
Eyronde ongebaarde Aairtjes, den Kelk decumbens,
grooter dan de Blommetjes: de Halm neer~ Leggende.
Op dorre Velden , inzonderheid van Bergachtige
Landen, in ons Wereldsdeel, komt
dit Gras voor, ’t welk de Halmen fomtyds
leggende, fomtyds overend ftaande heeft,
van een Handbreed tot een Voet lang, en
de Pluim fchraal bezet met dikke Aairtjes ,
hebbende vier of vyf Blommetjes in de Kelken
, waar onder dikwils een onvolkomen
jvoorkomt, dat zig Paarlachtig vertoont.
(13) Dravik met de Pluim eenzydig, opgeregt j
de Aairtjes eenigermaate gebaard, de bui-
tenflen Spilrond.
Op
f i z j Feftuca Panicula etefta, Spiculis fubovatis mnti-
cis &c. Sp. Plant. 12. Fl, Suec. 93, 93. Oed. Dant T,
162. Feft. Locuftis teretibus muticis oftofloris &c- Ha l l .
Jielv. N. 1434. Gr. Mout. Avenaceum, Loc. muticis tu-
mentibus , Pilofum. S cheuchz. Gram. 170. Gr. Triti-
neum Paluftre humiiius, Sp. mutici breviore. Mor. S.
8. T. 1. f. 6. Gr. Aven parvum procumbens , Pan. non
ariftatis. P luk. Alm. 174. T. 34. f. 1. Mant. Prody.
53. T. 2. f. i.
(13) Feftuca Pan, fecunda erccla; Spiculis fubariftatis,
XIII,
Elatior,
Hooge,
T 5 es-r.