4a8 D r i e m a n n i g e
AïoteL. rnen^§te van dergelyke Eijertjes overliet. Dee-
Hooru- ZG 5 ver^eeI^£ Z!£ » dat met de Graanen
stuk? wederom gezaaid worden, en dan, als dezel-
Jarw. ven opfchïeten , het Koorn op gezegde manier
bederven : zo dat de Brand of het Zwart
dikwils een derde of een vierde deel van een
Akker beflaat. Daar uit blykt, hoe nuttig de
uitkiezing van goed Zaadkoorn , deszelfs af-
wasfchinge indien het eenigszins befmet is ,
bevogtiging met Pekel- en Kalkwater, indien
men ’t verfch moet zaaijen, en anderszins deszelfs
drooghouding zy , om bevryd te blyven
van deeze Akkerplaag. Hy hadt dezelve, twintig
Jaaren lang, in zyne Tarwe niet vernomen;
terwyl by zyne nabuuren, middelerwyls
dikwils een derde van den Oogst daar door
verlooren was gegaan (*).\
Verfchil Uit het voorgaande blykt , dat de Honig-
Koorn- daauw of Roest, in 5t Franfch genaamd Rouil.
Kwaaien. t een Kwaal is die de Bladen en Halmen van
allerley Koorn: de Brand of Kanker, Charbon,
een Kwaal die de Bloemen aandoet: het Zwart
of Vermolfeming, genaamd Niëlle^ een Kwaal
die de Graankorrels zelfs verteert. Deéze
laatfte heeft meest in de Tarw plaats;, terwyl
liet Spoor,, Ergot, een byzondere Kwaal is,
beftaande in een bedorven uitzwelling der Rogge
-Koorntjes, door eene inwendige oirzaak.
Deeze
O ) Der Hausvatter. Hanover 1766. O&avó, II, Bant?,
3?« 329. Vide Anuxn, Acad, Vol.VII. p« 296,
G r a s e l a .n t e n . 429
Deeze komt aan de Kanker het naafte, als vi.
door welke dikwils de Graanen grootelyks
uitzwellen; weshalve de Heer du Ha m e l Hoofd*
STUK.
die Kwaal la Bosfe noemde , dat is de Bult. xanai
Gemakkelykst neemt men deeze waar in de
Graanen van Turks Koorn, zo de Heer B onn
e t aantekent, als welken hy daar door hadt
uitgezet gezien tot de gróótte van een Hoen-
der-Ey, vol van eenzwatt, Hinkend, Etterig
Poeijer en als in Plaatjes gefpleeten (*).
In hoe verre, nu , de gedagte Kwaaien in Bewaa*
trappen yerfchillen, en of zy alleen van War- Graanen'
diertjes, die met de Schimmel naverwant zyn ,
voortkomen, en of deeze Diertjes ook eenige
gemeenfchap met de Aaltjes in Verzengde Tarwe,
(die tot de Kanker of Brand (Charbon) in
?t Graan behooren zou), of ookmetdeStyf-
zel-Aaltjes ( f ) hebben; laat ik onbeflist, Ook
weet ik niet, of hier toe betrekkelykzy, dat
lang gedroogde, verfchrompelde Tarwe-Graan-
tjes,in laauw Water gelegd, als een wit Wormpje
uitgeeven. Zekerer is ’t, dat de Graanen
zelf, ingeoogst, gedorfcht, en door de Wan
van Kaf gezuiverd zynde, nog een goede Bewaarplaats
noodig hebben, en door Verfchie-
ten behoed worden voor def vermenigvuldiging
-
(*) PhiL Tranfact. V ol. LV. p. 199. Bonnet. Recherch.
fuVVufage des Femlles. pag. 327. Fig. 10. PI. XXXI.
( f ) Zie Baker over ’t Mikroskoop , L edermuller , en
deeze Nat. wft,. i. d . XVIII. Stuk , black, 194.