Afdee £r°eit. Schetichzer, die hetzelve, wat de
III. * Aair belangt, zeer wel vertoont, geeft ’er de
^Hooro- hoogte maar van een Handbreed of een Span
aan: maarGouAN, hadt het, op zeer dorre
plaatfen by Oannelles, twee Voeten hoog gezien.
Men noemt het. zegt hy, in Langüe-
dok, Te Nard, als behoorde het tot de welriekende
Droogery van dien riaam. Omftrëeks
Rome groeit het, volgens Barreeier, die
de Stengetjes wat dik af beeldt,' niet meer dan
een Vinger lang. Waarfchynlyk hangt de
grootte veel af van den Grond. De Halmen,
o f Aairen liever, vcrfchillen weinig van die
der eerfte Soort, doch zyn niet eenzydig en
het komt zonderling voor, dat, daar het
ontbreeken van de Kelk een Geflagts-Ken-
merk is, hier van gebaarde Kelken gefproken
wordt. L inn^eüs heeft zulks alleen gedaan
op ’t gezag van Gouan, door wien mooglyk
de Bloemblaadjes voor den Kelk zullen genomen
zyn. Of anders zal deeze Soort, in die
byzonderheid, van de anderen verfchillen.
IV. (4) Borftelgras met een omgekromde Kant-
2 a S £ ! haairige Aair.
Gehaaird.
Deeze Oostindifche Soort wordt befchree*.
ven, als hebbende platte Grasachtige Bladen ;
de Halm een Span hoog : de Aair flegts ten
hal«
CNardm Spi<$ incurva ciliata. Stjft. Nat. B urm.
f t . In d . p. 33,
halve, of aan de ééne zyde, bezet met over- vi.
hoekfe opgeregte Blommetjes, van twaalf Aïdeel.
tot vyftien, die het buitenfte Klepje Eyrond- Hoofd-
langwerpig, ftomp, aan den kant geboord
hebben met menigvuldige ruuwe Haairtjes.
Het heeft eigentlyk geen Kelk, maar aan de
eene zyde der Blommetjes is een Borfleltje,
korter dan het Kafje.
L ïg e dm . Nootgras.
De kenmerken van dit Geflagt beflaan in
eene eenbladige Scheede , twee Blommetjes
bevattende boven het Vmgtbeginzel, dat een
Nootje wordt. Voorts heeft ieder Blommetje
drie Meeldraadjes en een enkelen Sty l, even
als de voorgaanden (*).
De eenigfte Soort,0 tot nog' toe daar van be- I. Lugeutn kend (1), is door den fchranderenHeer Loe- spartum.
FLiNG in Spanje waargenomen, daar het door Heimachden
grooten Kruidkenner C l ü s ius , reeds
voor twee Eeuwen, was gevonden. Het werdt
door
' Zie de Afbeelding der Vrugtmaakende Deelen in
Fig. 15 , Plaat LXXXVIT, hier voor.
(1) Lygeum. Syjt. Nat. XII. Gen. 70. Peg. XIII. p.
87. L o e f l . Hifp, 284. T. 2. Spartam Herba alterum.
Clus, Hifi.- II, p. 220. f. 2. Gramen Sparteum fecun-
dum , Panicuia brevi, Folliculo inclufa. C. B, Pin. 5.
Spartum Pliuii & Clufii alterum. L ob. Tc. 88. Tabern.
p. 567. Spartum alterum. Död. Pempt, Gramen Spica-
tum Sparteum. T ourne f . Inft. 5x8.
m