Aair, met Draadjes van de Aair uitgaande,
als een foort van Pluis. Nogthans acht hy de»
zelve niet daar van te verfchillen.
In Sweeden maaken deeze Biezen, die men
’er Myrfaef of Mosfatuf noemt, volgens L in-
n jEüs Turven in de Veengronden uit, en zyn
gemeen in de Bofchachtige Gewesten (*). Hy
verklaart zulks nader in de Laplandfche Plant*
befchry ving * zeggende, dat aangezien de Wor-
tel jaarlyks nieuwe Schubben aanzet op de on*
derfte pverblyvende, waar tusfchen de Wortels
uitfchieten, de Plant , hier door, boven
den Grond zig verheffende, die Plaggen maakt
van los Veen, welke aldaar zo gemeen zyn in
de Bosfchen, een Soort van Turf maakende»
die ligt in Brand vliegt en fchielyk verbrandt,
Dit maakt het af branden der Gronden, wanneer
men in die Bosfchen nieuwe Landen ontginnen
wil; alzo die bovenkorst, uit zulke Bies-
Schubben en Mos famengegroeid, na ’t uit-
droogen geheel ontvrugtbaar is; zo zyn Ed.
aanmerkt, noodzaakelyk (f),
Zeer blykbaar zyn gedagte Schubben, het on-
derfté der Halmen en den Stoel bekleedende ,
bruin van Kleur, in twee Plantjes van derge-
lyke Biezen, door den BeerTHUNBERG in
Japan verzameld, wier Halmen ongevaar dé
lang-
(") Habitat in Paludibus Cespitofis, Turfas confti-
tuens , valgatisfimus in fylveftribus Provintiis. Flor. Syeci
II. p. 15.
L P Flora Lappanïca, p, 17,
fangte hébben van een Span: gelyk ik dezel- Vfc
ven thans in myn Japanfche Herbarius be- rnf1'-
r 1 HooïD* fchouw, s t u k .
( 7 ) Bies met de TIahn rond, naah Borftel- JJr^uS
achtig, en eenehyna Kogelronde end- Aair»
In Virginie is de Groeiplaats van deeze, welke
door den Heer Clayton Cyperachtig Gras,
met dunneBiesachtigeSteelen, getyteld Werdt,
De Hoogleeraar N. L. B urmannus heeft
deezen bynaam gegeven aan een Indifch Gras-
plantje met Bladerige Steden en ronde Wollige
Hoofdjes, ’t welk zynEd. niettemin tothet
Geflagt van Cyperus betrekt ( | ) .
(8) Bies met de Halm rondachtig, naakt, Bor- v ill.
ftelachtig, en èene tweekleppige Eyronde rfscuula'>
Aair; de Zwaden naakt., t Speldachtige
Een allerkleinfte Soort van Biezen, die men
Speld- Biezen zou kunnen heeten, groeijende in -
ên dikwils onder zuiver Water, op een Zan-
digen Grond in verfcheide deden van Europa,
Onder den naasn van Zeer klein Biesje met Hoofd-.
jes
( f ) Scirpus Capita tus . B urm. Fl. Ind. p. 2 1 . P l u k . Phijt,
378. T. 190. f. 7.
(7) Scirpus Cuirijo tereti nudo Setiformi, Spica fub-
globofa terminali. Gkon- Virg. u . Gramen Cyperoides
Caule tenui Junceo. Clayt. N, 380. -
(”8J Scirpus Gulmo tereti nudo Setiformi > Spica ovati
bi