30 6 D r i e m a n n i g e
VI.,
Afdeel.
III.
HOOFDSTUK.
T.
Bromus
Secalmws.
Rogminnend.
gel of Dorfchvlegel of iets dergelyks bete»
kent, zo me.en ik het gevoeglyk Zwenkgras te
heeten.
Het onderfcheidt zig, van ’t voorige, door
een Aairtje, welks Blommetjes als op twee
ryën geplaatst z yn , en een Baardje hebben
, dat onder de tip van ’t Kafje is in-
geplant (*). Het bevat de volgende, talry-
ke, meest Europifche Soorten.
( 1 } Zwenkgras met een uit gebreide Fluim ,
Eyronde Aairtjes , regte Baardjes en dui-
delyke Zaadjes.
Niet wegens de Geftalte, welke meer naar
die van Gerst gelykt, voert deeze Soort den
bynaam;maar,om dat zy dikwils in deKoorn-
ïanden voorkomt onder de Rogge. Dit is
overal gemeen in Europa, en zy wordt deswegen,
by de Sweeden, Rog - Loofia geheten ,
en aangemerkt als een gebrek of miswas onder
5t Koorn. Zy groeit, niettemin, ook twild
op
O Zie Fig. 43, op Plaat LXXXV'II.
CO Bromus Pan. patente , Spieulis ovatis, Ariftis
reüis, Seminibus diftinftis. Syft. Nat. XII. Gen. 8o.
Veg. XIII. p. io2. G o r t . Belg, 25. G ouan Monsp. 50.
G e r . Prov. 96. Fl. Suec. 84, 96. Bromus Foliis glabris,
Locuftis duodecimfloris. H a l l . Helv. N. 150z. Bromus
vitiofus. \VKjG• Obs. Bot. p. 4. X. 1. f. 2. Bromus mul-
tiflorus. Idem Fig i. Feftuca Bremus Hordeaceus , Pah,
eiecta coarftata* Fit Suec% I, X » 87* Reïg, Gedeih, J, p,-
48. N. 4-
R. A S P L A N X E. N. 3O7
op andere plaatfen , zelf pp Daken en verval- VT.
len Muurwerk; doch heeft dan doorgaans le-
dige Kafjes óf misdraagt en geeft geen Zaad. Hoo*n»
Dit heeft men als eene Verfcheiden heid aangemerkt,
en ’er den naam van Muur- Gras,
met D alEchamp, aan gegeven. Bauhi-
isrus noemt ze Grasachtige Dravik en Mori-
SON Haver-Gras der Koornlanden, dat groo-
ter Is, met meer gezwollen Kafjes ( f) . De
Heer Wei ge l heeft ook een Veeïbloemig
Zwenkgras onderfcheiden. Eenigen meenen
dat het de Bromos zy van Dioscor ides ;
anderen houden het voor ’t Lolium der Ouden.
By Lob e l is het gefield onderden naam van
Bromus, by DoDONéus onder dien van Fes*
tuca altera. De naam van Dravik wordt ’er ,
wegens de Kaffigheid, van fommigen aan gegeven.
De Halmen van dit. Zwenkgras zyn dikwils
drie Voeten boog, dun, geknokkeld en ge-
ilreept: de Bladen een vierde Duims breed ,
ruuw: de Pluim yler of digter , met meer of
minder Aairtjes , op lange Steeltjes zittende
cn vry groot, met de Bloempjes op twee ryën*
In
Cl) Morison heeft de benaaming in de Texfc en op
de Plaat een weinig verfchillende, dat aanleiding gegeven
heeft tot de Aanmerking; van Hallrr , als of Lin-
N«us een verkeerde figuur had aangehaald, doch het
moet Fig. 16, zyn: Fig. i j is ’er niet,
V 2 "
SI. XIII. Si uk.
m
HBWSSJRBi