» ’er dit Misgewas van, ’t welk daar in be-
111. >j ftaat j dat de Aair beladen is , met een
sSrK°FD* ” zwart Poeiier of Stóf, door de vermolfe-
f.ruf. 5» ming der Graankorreleh , die als verbrand
3) zyn.” Hy geeft ’er de figuur van, zo wel
in Gerst en Haver, als in de Tarwe. Volgens
deeze befcbryving zou het met de Molm of
het Zwart veel overeenkomst hebben, daar
men het, volgens anderen, wel van zou moe*
ten onderfeheiden (*). Zekerer is ’t,dat men
het niet verwarren moet met de Kanker in ’ t
Koorn, hoewel hetzelve daar uit ontftaan kan.
Veelen geeven ’er den naam aan van NTêlle, en
verwarrenze, ten onregte, mef de Honig-
daauw ( 'f ) . • Het fchynt een hooger trap te
zyn, en als een Verzwooren Kanker: want
terwyl ia de Kanker, genaamd Charbon-, de
Vermolmde Graanen nog in een Velletje zyn
beflooten , en, hoewel uitgezwollen, haare gedaante
behouden, zynze hier als geheel in een
zwart Poeijer veranderd, dat wegftuift, en aan
de Aairen , die nog gezond zyn , door den
■ Daauw bevogtïgd , kleevende, dezelven ins-
gelyks befmet ( -j. .)• Hier uit is het gantfeh
niet
(*) Zie het VI. D eel der Uitgezogte Verhandelingen ,
bladz. 357, en het VIL De e l , bladz. 233 als ook het
III. Stuk van den Nieuwen Landbouw, aan ’t begin, al--
waar do Ziekten van het Koorn omftandig worden voorgelteld»
f f ) GelykdeHecr Bonnet; zie Uitgezogte Verhandelingen.
III. Deel , bladz. 54.
f f ) Zie de gedagten van den Heer T 1 s s o t , over dee-
se Koorn - Kwaaien , Ph il . Trm-s, Vol, JLV. p, xeo.
4
niet onwaarfchynlyk, dat zekere kleine Infek- VI,
ten mede iets tot dit bederf der Graanen toe- ijff1"
brengen ( * ) ; en aangezien de Baron vanGLEi- H o o f d -
ch en in de meefte Bloempjes der Tarwe ze- j cirWi>
kere kleine Diertjes, die men te regt Ziertjes
noemen mag , vondt, naauwlyks grooter dan
een Spelde-Punt, welken die Heer vergroot
afbeeldt ( f ) ; zo zou men niet onbillyk vermoeden
mogen, of deeze ook, door Vogtig-
heid en broeijing vermenigvuldigende, aanleiding
konden geeven tot dit Kcornbederf(|).
Een andere Kwaal, die ook zeer dikwils de Honig-
Tarw aantast, is de Honigdaauw, zogenaamd.daauw’
Men vindt daar van, insgelyks, onderde Israëlieten
, als eene Landplaag gefproken. Ge-
meenlyk verftaat men daar door een Honigach*
t ig , kleverig Vog t, dat zig in de Zomer by
Druppels aanzet op de Bladen der Boomen
en Planten, ’t Kan zyn, dat dit Vogt, uit-
droogende , die roodachtige Stoffe overlaat,
welke de Franfchen la Rouille of de Roest
noemen, de Italiaanen Rugine, deEngelfchen
Milf
" ) Vtrgelyk ’t Gevoelen van den Heer T i l l e t , N .
Landbouw , 111. S t u k , bladz, 25, en van den Heei
T u l l , bladz. 14.
Cf) Obfervat. Microscopiques. 1770. Folio. Tab. XVI.
( f ) Dat zou eenigermaate ftteoken met het denkbeeld
van den Heer Aimen, die de Niê'lle Helt een bederf te
j:yn der Bloemen van het Koorn. Mem, de Math. &
Phijs. Tom. III. p. 69.
D d 5
Hl Deel. XIII. STOK.