VI. byzonder aeht geeft op de verfchillende ge<
daante, welke het in ’t Water of op ’t drooge
Hooid- g roeijende bekomt en waar door de opgege-
Gaiigaan. vene Verfcheidenheden zyn te weeg gebragt.
,, Op *t drooge, (zegt die groote Xruidken-
„ ner,) heeft het een driekantige Stengel van
„ een Voet hoogte, en platte fpitfe Bladen,
,, byna even lang. Aan den top komen twee
3, Blaadjes voort, het eene van twee Duim ,
,, het andere korter, beiden fchraal, in hunne
3, boezem bevattende van vy f tot agt of tien
,, dikke Eyronde, bruin-roode Aairen, digt
„ getropt op korte Steeltjes. Zy beftaan uit
3, drooge, ftompe Kelkfchubben, die twee-
„ hoornig zyn , in ’t midden een Baardje uit-
,, geevende, dat geboogen is. De Bloem-
3, Kafjes, weinig verfchillende, zyn viertan-
„ dig; het Zaad is met Borftels omgeven; de
„ Styl driehoornig.
3, In ’t Water groei jen de is het Gewas in
„ allen deele grooter ; met Halmen van drie
„ of vier Voeten hoogte: met Bladen onder ’t
33 Hoofdje, één van een half Voet , een twee-
3, de van drie Duimen lang; waar fomtyds nog
„ een derde by komt. Eenige Blöem-Aairen
„ hebben korte , andere lange Steeltjes, vier-
3, of vyf-Aairig; zo dat, in ’t zelfde Hoofdje,
„ dikwils byna dertig Aairen voorkomen.
3, Dezelven beftaan uit Schubben, als voorge*
„ meld, en zyn veelal een Duim lang.”
, Op dergelyke manier, hoewel ook dikwils
kleiner, komt dit Gewas, ’t welk veel naar de
echte Cyperusfen gelykt, zo menigvuldig aan
onze Waterkanten vo o r , dat het te verwonderen
is, hoe men ’er naauwlyks een goede
Afbeelding van hebbe. De befte ftaat by Lo-
b e l onder den naam van Groot en gemeenst
Wild Galigaan- Gras, dat hy een plaats geeft
by de Gras - Soorten , zeggende daar van :
„ Onze Water-Grachten zyn gemeenlyk daar
„ mede wel geftoffeerd;” - en aanmerkende ,
dat het aan den Wortel ook eenige ronde Bolletjes
heeft , die in zyne Afbeelding dntbree-
ken. Van den Water - Cyperus van .Nederland
fpreekende, die overvloedig groeide in Graf-
ten en Beeken, aan de Rivier de Schelde, by
Antwerpen, geeft hy daar een lange Aair aan,
en zyne Afbeelding ftrookt niet: hoewel
T o ü r n e f o r t van denkbeeld was, dat Lo-
b e l door die beiden dit zelfde Gewas had
bedoeld (*). Niettemin heeft hy ’er twee by-
zondere Soorten van gemaakt ( f ) , waar van
de ééne een verfpreide Pluim zou hebben. Het
verfchil beftaat meest, zo ’t my toefchynt,in
’t getal en de plaatzing der Aairen, gelyk men
in de Afbeeldingen van S c h e ü c h z e r kan
zien ( | ) i of ook en beter in die van M o lt
u
G ) Plant. «w. Paris. p. s6i . -
( f j Infl. Rei Herbarice. p. 527.
C-10 Gram. Tab. IX. Ftg. 7 ,8 & J3gt 9 ,
H
vr.
A fdeel.
III.
H ooeb-
SÏüK.
GaligaanI