VI.
A fdeel.
III.
HOOFDSTUK,
i.
Secate
Cereale.
Gew o on e .
Klepjes tegenover elkander en twee Blommetjes
bevattende. Hy is op zig zelf geplaatst
aan een getande Graat ( * ) . Het bevat de
volgende Soorten.
( i ) Rog, die de kanten der Kafjes, ruimt ge-
haaird heeft.
Dit Koorn , dat in de Noordelyke deelen
van Europa , byzonderlyk aan de Oostzee»
in Poolen en Pruïsfeü, overvloedig gezaaid
wordt en geteeld , fchynt wild te groeijen in
fommige der Zuidelyke deelen, en in Siberie,
G odan zegt , dat het in Languedok overal
groeije en van den Pleer M o r r a y wordt de
groeiplaats gefield op ’t Eiland Kandia. In
Duitfchland en onze. Nederlanden bouwt men
ook veel Rogge, doeh zy kan daar niet ge-,
houden worden voor een inlandfch Kruid. .
De Rogge -Aair, en derzelver Vrugtmaa-
kende deelen, zyn zo duidelyk afgebeeld.en
befchreeven., om het verfchil met de Haver
aan te toonen ( f ) , dat ik daar van niet om»
ftandig
C J Zie Fig. i , op Plaat LXXXV11.
(x) Secate Glumarum Ciliis fcabris. Syst. Nat. XII.
Gen. 97, Veg. Xi lL p, 107. Gort. Belg. 30. Gouan
Monsp. 56. H. Ups. 22. Hall. Helv. N. 1421. Secale
Jiybernum vel majus. C. B. Pin. 22. Theatr. 425. Secale
Vernum vel minus. C, B, Pin,. 23. Theatr, 427. To.urnI.
fn fi. p. 513. T, 294.
Cr) Uttgezogte Verhand, I y , Deel , bladz, 57, Pi,
XXV U,
ftandig fpreeken zal. ’t Is het hoogfie van Airasii?
ons Koorn , zegt H al l e r , hebbende in ui»
Duitfchland de Halmen fómtyds zes Voeten '
hoog; doch zyn Ed. bekent, dat zy in Swit- Rogge,
zerland zo hoog niet valle, en in zeer fchraale
Gronden, die men daar veel in Brabant, Vrank-
ryk en Italië, toe gebruikt, groeit zy veel laa-
ger. In ’t algemeen, nogthans, is de Halm
langer en dunner dan die der Tarwe. De Win-
ter-Rog, welke in de Herfst gezaaid wordt,
valt zwaarder dan de Zomer-Rog, die ’sVoor-
jaars in den Grond wordt geworpen en niet
dan in kleinte en fchraalheid van de Winter-
Rogge verfchilt. Ook komt het In deeze dikwijs
voor, dat de Kelken drie Bloempjes bevatten
, naamelyk een kleiner, tusfchen twéé
•gewoonen op een Steeltje ftaande. Misfchien
hangt daar van af, de ongemeene vrugtbaar-
heid van dit Koorn in Afrika, alwaar men ge-
meènlyk van één Schepel vyftig in-oogst, zo
de Heer d e s L a n d e s aantekent(*).
De Baron v o s G l e 1 c h e n , die zulks oppert,
heeft de Vrugtmaakende deelen der Rogge,
doorfterke Vergrooting, ongemeen fraay
en duidelyk onder ’t Oog gebragt. Men
z ie t ’er wederom uit, dat het Kborn, behalve
zyne nuttigheden, een Schat van Schoonheden
bevat, Verwonderlyk is het maakzel
der
Bb j