AïöeÊl ^éèmeerist békend j wordende in ’ t Hoog-
III. ‘ duitfch Binten, in ’t Engélfch Rushes gehe-
sm i?1* ten »en in naam ^ v r ils Verward met de Bloem«
Matten- biezen , die men in ’t Franfch Joncs tytelt*
Bies. n3ar den Latynfchen naam Juncus, by fornmi*
gen, evenals dé Nëderduitfche, onverfchil-
lig gebruikc voor allerley Biezen, groot éü
jklein. De Groeiplaats is allom in zuivere
flil flaande en ftroomende Wateren, zo aan den
Oever als op aanmérkelyké diepte, door geheel
Europa. By ons komen zy zeër veel aan
Rivieren, Vaarten, Slooten, Graften enMei-
fen, .als ook op fomtyds onder loopende Gronden
voor, maakende, op fommige plaatfèn, als
geheele Boslchagiën ; waar van de Biesbosehi
niet ver van Dordrecht, den naarti voert*
Verfchei- In grootte overtreft deeze Soort alle andere
denheden. £jesgewasfen van ons Wereldsdeel, opfchie-
tende tot vy f of zes Voeten hoogte* Wanneer
zy een minder voordeeligen Grond beflaat $
nogthans , blyfc zy kleiner 5 gelyk men dit
zeer veel aan de kanten van onze Slooten èri
Vaarten ziet, aldaar zy naauwlyks drie Voeten
hoog voorkomt* Doorgaans heeft zy eenvoudifeus
pedunculatïs terminalibus, Pl, Suec. 40, 46* Dali-
®ard Paris. 16 . G o e t . Belg. 18 . Scirpus Spicis copio-
üs. R. Lugdb. 48* Scirpus Paluftris altisfimüs. Toürnf.
5*8. S c h e u c h z . Agr o ft. p. 354, Juncns maximus fl
Scirpus major* C. B. Pin, 12. Theatn 178. Juncus Aq.
maximus. Lob. I c* 85* Juncus Paluftris major» Tab,
.dige ronde opftaande Halmen, om laag Schee-
dig en dergelyke Bladen, die effen zyn en a ^ eél.
zagt. Daar komt een Verfcheidenheid voor, H o o fd *
welke de Bladen Zaagtandig rauw heeft, door51^ ^
T ournefort opgemérkt, die hy oordeelde^,-
met zekere Afbeelding van Lob el overeen-
komftig te zyn (* ): doch dit is de eerfte Soort
van Biesgras, hier voor befchreeven* Een
weezentlyk verfchil, van deeze zelfde Soort,
wordt in de plaatzing der Aairtjes opgemerkt,
welke fomtyds zydeling , een end wegs beneden
den top geplaatst zyn, als in de figuuren
van Lobel en Dodon/eus, fomtyds aan.
den uiterften top der Halmen, gelyk in de afbeelding
van T abernemont. Haller
heeft die laatfte op de Eilandjes van den El-
Zas, in de Ryn, gevonden. Ook is zodanig
een Matten - Bies, waar van ik een fraay Exem -
plaar heb, den Heer THUNBERcin Japan
voorgekomen, met Kegelvormige Kaneelkleurige
Aairtjes, in een Kroontje aan ’t end vergaard.
Op Ceylon vondt zyn Ed. eene
Bies, die weinig daar van fchynt te verfchillen:
zo dat deeze Soort ook tot Oostindie behoort*
De
249 » 58?- Juncus holofchoenos. Don* Tempt, 605. Scirpus
Caule tereti, Panicula laterali Ramofa, Locuftis ovatisi
Hall. He tv. inchoat. N. 1337-
(*) Scirpus Paluftris altisfimüs Fol. & CarinS. ferratis,
Inft, p. 528. Gramen Cyperoides. Bocc, p: 70» Cyp. longus
inodorus fylveftris. Lob» Ic. 76. Plant, em. Paris. p. 533.
CV
■