aïïsL. glad en ho1, bedekt met Bladfcheeden. De
in. Bladen waren twee Voeten lang, van breedte
aIs GraSj effeD> aan de zyden omwonden.|Het
maakte een groote Pluim , van zeer lange s
eenvoudige, Haairachtrg dunne Aairtjes, die
overend Honden. De Blommetjes , ver van
elkander aan de Tandjes van de Graat, binnen
een langere witte Wolligheid verholen, waren
dubbeld, het eene ongefteeld, het andere ge-
fteeld en omringd met zyn eigene Wolle. De
Kelk was tweekleppig , Lancetvormig de
Jlloem éénkleppig, met drie Meeldraadjes en
jtwee Stampers,
IL Suiker - Riet met gepluimde Bloemen en
rumOffid. Platte Bladen,
nar um.
Gewoon. Van dit Riet, dat op vogtige en onder Water
ftaande Gronden, zo wel in Oost- als' in
Westindie,overvloedig geteeld wordt, gewagen
byna alle Rejsbefchryvers. Het heeft
dikke Knoopige Wortels, zig fcheef en zyde-
waards uitfpreidende, waaruit Rietftengen
voortkomen dikwils twee of drie Duimen dik,
van zeven9 agt, tot tien en twaalf Voeten
lang. R üm ph iü ? heeftze gezien van zeventien
(2) Saccfiarum Floribus paniculatis, Foliis planis.Stjfe.
Wat. H. Cliff. 26 Mat. Med. 33. R. Lugdb. 52. Arundo
Saccbarifera, C. B. Pin. ig. S loah. gam. 3I. Hifi. 1.
p- 108. T. 66. Rujkh. Amb. V. p, 186. T. 74, \ u
B u r m. Pt. Ind. p, 23,
tien Voeten. Zy zyn geelachtig en glad, maar VJr
beftaan uit Leden, van een Handbreed tot een ffi, -
half Voet lang, die dus het Riet knoopig maa- s^ orD-
ken, De bovenfte Leden geeven Bladen uit, sufttr*
van eenige Voeten langte, maar n;et breed,
die opwaards Haan, en het Riet ten deele omvangen.
Ik heb zulk een gedroogd Suiker-
Riet, dat in zyn geheel tien Voeten lang is,
en ruim een Duim dik, met Bladen van wel
twee Ellen langte, niet meer dan een Vinger
breed. De Leden hebben, in ’t midden, on-
gevaar de langte van twee Duimen ; by den
Wortel zyn ze korter. Gewoonlyk wordt
het, zyne dikte en grootte hebbende, wat
boven den Grond afgefneeden, en dan geeft
het weder andere Stengen uit. Indien men t
voort laat groeijen geeft het fomtyds eene
Bloém-Aair, als een uitgefpreïde Pluim en
draagt een langwerpig fpits Zaad. Door
Stek , of in den Grond gelegde Stukken,
teelt men het gemakkelyk voort; ja een geheel
Riet, begraven, geeft tnt ieder Knoop
een nieuwe Plant.
Het Sappige Honigzoete Merg, dat rykelyk
in het welgehavende Riet vervat i s , levert
die zo bekende Suiker uit, wier Latynfche be-
naaming van ’t Arabisch woord Saccar afgeleid
\frordt. ’t Is zeker dat den Ouden reeds
dit Natuurlyke Sap-zout bekend was; hoewel
meent, dat zy het, in Arabie en andere
Oosmen