5 3 4 Ë E N 'H U I Z I G E
De Kruipende Wortel ondeifcheidfc byzon-
derlyk d eeze, die in Moerasfige Slykerige
Gronden, zo in Lapland, als in Switzerland
en Siberie , gemeen is , komende insgelyks in
onze Duin-Valeijen voor. By Scheuchzer
vindt men ’ er een goede Afbeelding van; maar
b y Ba u h i n u s ftaatze niet bekend (*). De
Heer Ha l l e r merkte aan, dat de Steelen
een Voet lang zyn ,d e Bladen een Linie breed:
de Mannelyke o f Bloem -Aair een Duim lang,
de Vrugt- Aairen , drie, twee o f één, uit de Q-
xels der Bladen , dikker' dan de Mannelyke,
beftaande uit Laneetvormige gebaarde bruin
roode Kafjes en Eyronde famengedrukte Zaad*
huisjes met een zeer kort Puntje. Dit heeft
plaats in het Exemplaar door den Heer T hün-
berg in Japan verzameld, en met den naam
van deeze Soort beftempeld ; gelyk hetzelve
, in Fig. 2, op PI. XCIII. wat het bovenfte gedeelte
. VI.
Afdeel.
V.
H oofdstuk.
R.XCIII
. Fis- 2.
van de Halm betreft, die hier wel an-
derhalven o f by de twee Voeten lang is, vertoond
wordt.
(3°) Cy-
( f) Cyperoides Spica pendula minus. B atjh» Pin. 85.
M u r r a y , p. 705. G o r t , Belg. uts. is ’er niet, en Theatr,
85. vindt men wel Spied penduld breviore , maar die
behoort, tot de Pfeudo - Cyperus, Sp. 34. Ook is de
aanhaaling van S c h e u c h z e r ., in Sp, Plant. CD
M, Bßlg, fout*
( 3° ) Cyperbies met hangende Aairen; de VI.
Mannelyke opgeregt; de Frouwelyke lang- y.
werptg tweezydig, en naakte gefpitfte Zaad- -
huisjes. XXX.
Carex 'Ca-
( 3 1 ) Cyperbies met hangende Aairen ; de
Mannelyke opgeregt $ de Vrouwelyke Ey- dunne.
'rond Schubbig; de Zaadhuisjes getropt en
jlomp. Bleekach-
J r tige,
Deeze beiden komen in Sweeden voor, als
ook in Switzerland en in Italië. Michelius
nam de laatfte in Berg-Bosfchen , omftreeks
Florence waar; S eguier de eerfte op denBal-
dus-Bergin ’t Veroneefche, Dezelve is een
der kleinften van dit Geflagt,zo de Heer H a l l
e r aanmerkt, de Blaadjes en Halmen naauw-
lyks een Handbreed hoog hebbende, alles byna
(30) Carex Spicis pendnlis; Masculä erefta , Foemi-
neis oblongis diftichis, Capfulis nudis acuminatis. Sp.
Plant. 28- F l. Suec. 763, 851. F/. L app. 326. Carex
Spicis foemininis raris pendulis &c. H a l l . Helv. N.
1394. Cyperoides Alpinum Spicis Seminiferis, pendulis
&c. Seg. Ver. III. p. 83- T. 3. f. 1. O e d . Dan. T.
ï68.
(gx_) Carex Spicis pendulis; Masculä erefta ; Foemi-
neis ovatis imbricatis &c. S p . P la n t . 29. F l. Suec. 764 ,
852. G m e l . Sib. I. p.139. Car. Spicis tribus pedunculate
&c. F L L app. 327. R. Lugdb. 75. Car. Spicis foe-
mininis pendulis, Caps- o v a t o - conicis. H a l l . Helv. N .
1393. Cyperoides polyftachyon flavicans &c. P luk. Alm.
178* T. 34.' f. 5. Mi c h . Gen. 61. T. 32. f. 13.
L H