VI.
A f d e e l .
III.
Hooib-
5TUK.
V.
Arundo
Caleonagroßis.
Weid-
( 5) Riet met eenbloemige Kelken., Wollige
Bloemen en Takkige Halmen.
Deeze Soort noem ik Weid ■ R iet, om dat
zy op Moeraslïge Weiden in Europa groeit.
In de Veenige Bofchvelden der Laplandfche
Woeftenyën komt dezelve, zegt onze Ridder,
doorgaans voor. Aan de Rivier Neva in Rusland
is dit Riet, volgens den Heer d e G o r t
e r , gemeen, en, volgens GïwEl i n , door
geheel Siberie zeer gemeen. In Languedok
en Provence groeit het by ander Riet aan al*
lerley Wateren ; in Switzerland op vogtige
Weiden; hier te Lande op vette vogtige Akkers
en Velden, by de Stad Delft en inde Betuwe.
. -
Men noemt het Pluim - Rietgras volgens Lo-
e e l , die zegt, dat.het op de Doornachtige
kanten van fommige Velden in Brabant en
Vlaanderen groeit. De Halmen heeft het, volgens
S c h e u c h z e r , drie, vier of vyf, Voeten
hoog, uit verfcheide Leden beftaande, en
de Bladen een Kwartier Duims breed, ruuw
of
(5) Aritndo Cal. unifloris lsevibus, Coroll. Lanugino-
fis , Culmo Ramofo. Sp. Plant, 5. Gort. Belg., 28. Ft.
Suec. 100, 107. O e d . Dan. 280. R. Lugdb. 66. Goüau
JMonsp. 55. Ger. Prov. 104. GmEl,. Sib. I. p. 126 Ar.
Locuftis unifloris pappofis muticis. Hall. Helv. N . 1519.'
Gr. Arundinaceum Pan. molli fpadicea majus. C. B. Pin.
7. Theatr. 9 4. S c h e u c h z . Gr. 122. Tab. 3. f. 3. Prodr. T. 5,
Cal*mogroftis quorumdam, rulgo Granien Plumoftim. Lob.
Ic. 6.
,, of fcherp rjn ’t aantallen, Uit de Oxelsder Avr* .
Bladen komen dikwils Takken 'voort. Het 111.
heeft een digte Pluim , of Aair van on g ely ke^™ *
dikte, met ontelbaare Bloemen ; de Kelken
Violet, de Blommetjes als bewonden met een
witachtig Dons, dat de gehèele Pluim, inzonderheid
ryp zynde, Zilverkleurig maakt. Voor
de Beeilen is het onnut, hard , onverteerbaar,
( 6 ) Riet met eenbloemige Kelken; de Bladen VI.
* ingerold, met fiekelige fpitfepunten. ArmJicu.
Zatid-
Dit eigentlyke Zand-Riet groeit alom aanRiet’
de Zandige Zee-Kullen van Europa, op de
Duinen of Zanddyken niet alleen, maar ook
in Valeijenen op de Oevers van Meiren, ge-
lyk G oüan het by Montpellier vondt. Het
komt op St. Pieters-Eiland by Petersburg voor,
en de Stranden van den Noorder. Oceaan ,
daar de Laplandfche Bergen teneinde Ioopen,
heb-
("6) Artmdo Cal. unifloris, Folïs involutis muerona«
to - pungentibus. Sp. Plant. 6. Gort. Belg. 28, Ft. Suec.
102, 108. Gouan Monsp. 55. G e r . Prov. 104. Gort.
Ingr. 19, Gramen Sparteum Spicatum Fol. mueronatis
kmgioribus. C. B. Pin. 5, Spicä Secalina. Thtatr. 67.
Gr. Spie. Secalinum maritimum maximum, Spicä lon-
giote. Tournf. Infi. 528. Scheuchz. Gram. 138. Spartam
tertium. Clus. Risp. 508. Spartam noftras. Los,
Xe, 89.