VI. bigheid der Aair is in hetzelve zeer blykbaar,
Axdeel. 00j?. ggjjeei naakt is , doch enkeld, en be-
Hoorö- halve de lange gedraaide Baardjes de ruig-
STUK* ° te der Stempelen ? die als gevederd zyn 3 zeer
klaar vertoont. Dé Aair heb ik derhalve
grooter dan natuurlyk doen afbeelden. Zy
heeft een bruinachtige Kleur. De Halm is
rond en glad, byna een Voet lang, en bekleed
met Scheedjes der Bladen, aan ’t end een weinig
puntig afwykende van de Halm.
C e n c h r o s. Kleefgras.
Den naam van Kleefgras kan dit Geflagt bil-
lyk voeren , wegens de flekelige Hoofdj.es ,
byna als die der kleine Klisfen , welken het
heeft. De Griekfche naam is voor Geerst gebruikt
geweest.- Het ftekelige Omwindzel ,
waar uit die Hoofdjes beftaan , bevat twee
■ Bloempjes , die ieder een byzohderen twee-
bloemigen Kelk hebben, met het eene Bloempje
Mannelyk, het andere Tweeflagtig , beiden
ongebaard (*). Het bevat de volgende
Soorten.
_ i f i ) Kleefgras met een geaairde Pluim , de
■ Genchrus V J ■ _ ö , , . L
Racemofus Kapjes gedoomd met kanthaamge Bor-
Getrost. fteïtjei. Aan
(*) Zie F ig . 7. Plaat LXXXVII, in wier verklaaring
('Am . A ca d . VIL,) waar van de tnyne ontleend is , gezegd
wordt, dat het Omwindzel driebloemig z y , hier twee*
bloemig.
(1) Cenchrus Pan. Spicata, Glumis muricatis Setis
Ci-
Aan de Zeekusten der Zuidelyke deelen van yj.
Europa, als ook elders, groeit dit Gras, dat Arom.
de Heer Gerard achtte niet hier te behoo- Hoof».
ren; dewyl h e t, zegt h y , geen OmwindzelSTÖK*
en alle de Bloempjes tweeflagtig heeft. Het
voert den naam van Z e e -Hondsgras , dat een
gedoomde Aair heeft, by Ba u h i nu s of van
Rmw Zee - Hondsgras, wegens de ruuwe fte-
Jceligheid der Aairen. Het breidt zig wonder-
baarlyk uit,. maakehde een Plant van wel een
Elle of anderhalf breed, doordien het uit den
Stoel veele Halmen fchiet, die hurkende weder
in den Grond wortelen en nieuwe Planten
maaken. Dus- dient het ongemeen tot
vafthoüdïng en verbinding van hec Zand def
Stranden,' en zou, in dien het de koude onzer
Lugtfteek verdraagen kon, ook flxekken kun-
nefl om de Verftuiving onzer Zandduinen te
beletten. Inmiddels kan het , in de Lusthoven,
tot verfraaijing der Parterres dienen,
die het bekleed met een aartig Groen , waar
in de paarfche Aairen fraay affteeken; zo Schrebek
Ciliaübus. Sijft. NaU X ll. Gen. 1149. Veg. XIII. p. 761.
Dalib. Far. 305. Gouan Monsp. 514. Schreb. Gramt
Tab. 4. Tragus. Hall. Helv. N. 14x3. Agroftis Pani-
culä Spicatä, Glumis echinatis. Ger. Prov. 83. Gramen
Caninum maritimum Spicä echinatä. C. B. Pin. 2.
Scheuchz. Gram. 76- Gr. Can. maritimum asperum. C.
B- Prodr. 2. T. 2. Gr. Canin. Mark. Spicatum, echina-
tis Glumis. Barr. le . 718.
II Deel. XIII. Stuk.
!\|
M
m
1
m»4
Hs
mm sHfl
mm (w