'- f4
VI. ( i ) Geelbloem met eene Eyrond langwerpige
Afbeel. Aah) de Bloempjes eenigermaate gefteeldL
H09FD- langer dan de Baardjes.
STUK. 0 J
AnthoXattè Dit Gras, dat men Reuk - Gras , of Welriekend
- @ras ^an noemen9 groeit 9 door geheel Europa5
Welrie- en in de Noordelyke deelen van Alla, op hoog-
kend. ten 5 Heuvels , Bergen , op vlakke Landen eft
zelfs fomtyds in Moerasfige Gronden. In onze
Provinciën, inzonderheid in Holland, kómt het
veel in de Weidlanden en aan de kanten der
Bosfchen en Wegen, voor* Naar de hoedanigheid
van de Groeiplaats verfchilt het grootelyk's;
in dorre magere Gronden fchiet hét- naaüwlyks
een Vinger, en in vette vogtige Weiden een
Voet of anderhalf hoog. De Heer Kalm verhaalt,
dat hy het in Sweeden aan een Berg, in
een geduurig afftroomende Beek , in’ ’t Water
groei jende gezien hebbe , hangende by groote
Bosfchen aan de Rotfen, met Bladen bykans een
Élle lang.
Het heeft Vezelige Wortels, die.overblyven*
geevende, behalve de Halmen en Bladen, fomtyds
ook kruipende Scheuten uit. De Halmen zyn
langer dan de Bladen, glad, geftreept, geelach
CO Anthoxcmthum Spica ovato - oblongS, Flosculïs
fubpedunculatis AriM longioribus. Syfl. Nat. XII. den.
42. Veg. XIII. p. 67. Antho*. Flosc. diandris. H. Clifli
25. R. Lugd. 58. Gort. Belg. 9. Gramen Pratenfe
Spica flayescente. C. B. Bit*. 3. Theatr. 43. c. fig.
ScüBUCHa.
achtig groen , met drie of vier dikke bruine
Knietjes, en met korte, taamelyk breéde,fpit-
fe Blaadjes bezet. De Stoelbladen, dié uit den
Wortel fchieten, zyn langer, doch ook taamelyk
breed, groen, fomtyds glad, fomtyds aan
.eene of beide: zyden bezet met witte Haairtjes:
de Bladfcheeden lang , rond , geftreept. Aan
den top der opftaande Halmen is de Aair, die
eene langwerpige figuur heeft-, in ’tr midden
doorgaans dikken, zynde van één tot drie Duimen
lahg. Op vogtige Gronden ‘fchiet de Aair
■ meer in de langte en is yler, op drooge méér
famengetrokken .en byna ovaal of Eyrönd, Zy
beftaat uit verfcheide Bondeltjés van Bloempjes;,
ieder Bondeltje uit twee langere en kortere, die
gefteeld zyn, famengeftëld. Gedagte Bloempjes
hebben eene Kegelachtige .-figuur. ~ De
Kelk is famengefteld uit twee Schubbetjes van
©ngelyke langte,: bevattende de twee: Bloemblaadjes,
die zo lang als het kléïnfte en buiten-
fte Kelkblaadje zyn. Zy hebben korte fyne Baardjes
en bevatten de twee Blaadjes vanhëtHonig-
hakje , waar in het Vrugtbeginzel, dat twee
Draadachtige Stempels heeft. De twee Meeldraadjes
munten in langtenit, en hebben ieder aan
■ Scheuchz. Agr. 8S. Gramen ahthoxanthum Spkatum,
J. B. Hifi. II. p- 466. T ournf. Tnft. 518. Gramen Alo-
recurum Vernum Pratenfe, Spica flavescente. Mor,
Miß. III. p. 193. S. 8. T. 7. f. 25. Schrebsr Graftr. T»
V. p. 49-
Ca
VI.
A fdeel.
II.
Hoofdstuk,
Retikgras*