VI. ieder met een byzonder Steeltje uit den top
lil. van de Halm voortkomen. Het overtreft in
hooSte de Iaatfte Soort > ja dikwils zelfs het
Kleineniet, maar wel in grootte van deAair-
tjeSjdie ook eer Eyrond dan Hartvormig zyn,
zo de Heer Ja c Qu in aanmerkt, in wiens
Tuin het jaarlyks voortkwam uit gevallen Zaad.
Zyn Ed. meent, dat het zogenaamde Mont-
pellièrfe van G o u a n , voorgemeld, hiertoe
behooren zou; maar hetzelve hadt veel minder
Blommetjes in de Aairtjes, en wordt vol-
ftrekt daar van onderfcheiden door deezen
Heer, die aanmerkt, dat dit Groote verandert
met de Bloemen paarfch, ros of Roestkleurig,
vyftien-, zestien-, zeventien- of twintig -Bloe-
mig: achtende dat derzelver trop veeleer den
naam van Aair verdiene’, dan van Pluim.
V. (5) Trilgras met Lancetvormige Aairtjes en
ra g rostis. twintig Blommetjes,
MinneJyk.
In de Zuidelyke deelen van Europa is deezie
Soort misfchien wel de allergemeenfte. Zy
onü
liff. 23. U p s. 20. R L u g d b l 63. Gouan M onsp. 46.
Briza fpiculis Racemofis. Jacq. Obs. III. p. I0- j .
Gr. tremulüm maximum. C. B. Pin. 2. S cheuchz. Gram.
204.
(5) Briza Spie. Lanceolatis, Flosculis viginti. Scop.
Cam. II. Ni 210. Gouan Monsp. 46. Ger. Pröv. 93«
Uniola Cal. dipbyllis &c, Gron, Virg, 136. Gr. Pahiculis
onderfcheidt zig door haare fpitfe Kelken en
door het getal van haare Blommetjes in de ui. "
Kelk, dat echter niet beftendiger is,, dan in sJJ,j°rn*
de andere Soorten. De fraaiheid der Pluim
van deeze wordt zeer geroemd, en zou ei-
gentlyk de reden zyn der benaaming van E-
ragroflis of Minnelyk Gras , die ook aan het
voorgemelde Beemdgras, dat den zelfden by-
naam voert, gegeven wordt. Sommigen willen,
dat het insgelyks de Amourettes zou zyn
der Franfchen ; waar van nogthans G ouai J
niet gewaagt. L obel draaft ’er fterk mede
door. Hy z e g t , dat het ook gevonden wordt
in Artois, by ’ t Slot van Auxy tn by Bethuné
in Vlaanderen. Ryp wordende,zyn de Aairen,
zegt hy, wit. L in nA üs merkt aan, dat het
Takkige, ftyve, leggende Halmen heeft, met
roode Knietjes en bruine Aairtjes. 't Getal der
Blommetjes verfchilt zeer,” zynde in de Oost-
enrykfe vyftien, in de Carniolifche twintig,
in de Italiaanfche nog grooter. Het Varen-
Gras, met geheele Pluimen ,van MoRison (*),
zou men hier mede vergelyken kunnen, maar
dit
lis elegantisfimis. C. B. Pin, 2. S cheuchz. Gram. 194.
Mor. S. 8- T. 6, f. 52. Gr. Eranthenum f. Eragroftis.
Barr. Rar. T. 43. Paniculofum Phalaroides. L ob.
7-
(*) Gramen Filiceum, Paniculis integris. Mor. B i ft.
III. p. 204. S. 8- T. 6. f. 5*.