VI.
A f d e e l .
• Hl.
H o o f d s
t u k .
II.
Tagurus
Cijlindri-
SHS.
Rolrond,
(2) Haazeftaart met eene Holronde ongebaarde
A a ir .
Dit komt in Italië en de Levant voor, als
ook by Montpellier en in Provence, op vog-
tige plaatfen , volgens den Heer G e r a r d ,
die het aldus waarnam. Het heeft veele regte
eenvoudige gladde Halmen, van twee Voeten
langte en daar boven. De Wortelbladen zyn
taamelyk lang i de Halmbladen korter dan de
Leedjes, en hoe hooger hoe Scheediger. De
■ Aair, die naakt is, een Spsn lang, heeft ongeheelde
Bloemen,met tweekleppige Kelken,
die van buiten met eene lange Wolligheid bekleed
zyn. Het Blommetje , korter dan de
Kelk, is zeer klein en tweekleppig, met hoog
geele MeeJknopjes en ruige Stempels. Som*
tyds zyn de Meelknopjes bruinachtig rood ,
waar door dan de Aair eene rosachtige of
paarfche Kleur, als van gehippelde .Zyde of
Fluweel, bekomt. I ar ern ejhont zou dit
Gias ook by Gent in Vlaanderen gevonden
hebben,
A run-
0 0 Lagurus Spica Cylindrica mutidl. Sp. Plant. 2.
• G er Prov. 103. Gr. Alopecuros Spica longa tomentofa
candicante. J B. 11,ft. II. p. 4?4. Gr. tomen tofum Spi-
catum. C. B. Pin. 4. Theatr. 60 Gr. torn. Cret Spi«
canim. S c h e u c h z . Gr. 57. Gr. Brat. Alopecurum'Seri-
cea Panicuia. B a r r . Ic. n .
A R u N D 0. Riet. VI.
A f d e e l ,
III.
Onder den gemeenen naam van Riet zyn de Hoon*
Planten begreepen , die, behalve de algemee-
neKenmerken, van drie Meeldraadjes en twee
Stylen of Stempels, in tweekleppige Kelken
famengehoopte Blommetjes hebben, binnen
den Kelk met Wolligheid omringd (*).
Van de zes Soorten , by L innaeus voorkomende
, is de eerhe , als geheel Bocmach-
tig zynde, reeds lang te vooren door my be-
fchreeven ( t ) * Dezelve, naamelyk , is het
Bamboes-Riet,in Oostindie van veelgebruik,
gelyk ik aldaar verhaald heb. Hier volgen nu
de overige Soorten.
( 2 ) Riet met vyfbloemige Reiken , een ver» n.
fpreide Pluim en Heeflerige Halmen. ijmaxl
Hengel-,
In de Zuidelyke deelen van Europa, inzon-riet*
der-
Zie Fig. 45, op Plaat LXXXVIÏ.
( f ) Zie bladz. 58, in het II. Stuk.
(2) Anindo Calycibus quinquefloris, Panicuia diffufä,
Culmo Fruticofo. Sijft. Nat. XII. Gen. 93. Veg. XIII»
p. 106. Sp. Plant, 2« Ar. Cal., trifloris, Paniculä diffufä.
R. Lugdb. 66. Mil l . Bilt. N. 2. F orsk. ASg. Arab%
p. 73. Ar. Caule Lignofo geniculato, Fol. latisfimis ,
JLocuftis trifloris. Hall. Helv. N. 1516. Ar. Sativa. Vir.
CU ff. 7. H. Cl ff . 26 Ar. fativa q. Donax Dioscoridis,
C. B. Pin. 7. Theatr. 271. S c h e u c h z . Gram 159, Ar.
maxima et. Hortenfis. J. B, FU ß. II. p. 486. 0. Ar. In-
dica Laconica verficolor. Mor. Hift. III. p; 2x9. S» 8- T.
8. f. 9.
Z 5
P ? ' 11
W ig fle l