540 E E N H UI ZI CE
VL^ Door geheel Europa is deeze ‘ Soort ge*
V. * meen. Behalve de Verfcheidenheden van
Hoort)'
STOK, •
Zwart en Ros, door den Ridder opgegeven ,
waar van de eerfte op drooge plaatïert, in
Weiden , de andere aan de kanten van Sloö-
ten, Graften en Poelen, in ’t Water groeit ,
(maakende zelfs Eilandjes daar in, die dry ven
kunnen en waar op men kan gaan en ftaan, zo
H a l l er aantekent;) heeft de vermaarde
Hoogleeraar de G o r t e r , in onze Provin-
tiën, nog andere Verfcheidenheden daar van
opgemerkt en, befchreeven. De Rosfe, zegt
zyn E d ., heeft fomtyds de Vrugt-Aairen
Manwyvig ; fomtyds alleen de onderfte daar
van gefteeld ; fomtyds die lang gefteeld en
neerhangende ; fomtyds de- bovenfte Bloem-
Aair als geknot of afgebroken. Anders zyn
de Aairen fpits gepunt, waar van deeze Soort
den naam zal hebben. Van de Zwarte, zqgt
■ hy, is een Grootere en Kleinere, waar van de
laatfte in de Aairen wederom eenige verande*
S57. Carex Spicis ereftfs , oblongis fesfilibus &c, H. Cliff.
439. R. Lugdb. 74. Car. Sp. Masc. ternis, Femininis
numerofis &c. Ha l l . Hdv. N. 1404. a Car. nigra ver~
na vulgaris. Flor. Lapp. 320-. Gr. Cyperoides Fol. Ca-
ryophyllaeis vulgatisfimum. R aj. Rift. 1292. a . Car. Sp.
Masc. fup. numerofis &c. R. Lugclk, 75. Cyperoides
Fol. Car. Spicis habitioribus, Squamis curtis. M ic h .
Gen. 62. T. 32. f. 12. Gramen Cyperoides latifolium Spied
rufd feu Caule triangulo. C. B. Fin. 6. Tlieatr. 83»
Cyperoides, L o b . lc. n .
deringen heeft. Tot deeze laatfte betrekt „VT-
zyn Ed. het kleine Anjelierhladige Gras met eene V.
van één gerukte Aairt . by B A u hinus, en het s^ Drn'
Geaaird Grasje met Anjelier -Bladen b y Lobel;
zynde Zwart-Geel Vborjaars-Gras by anderen
getyteld (*)» De Heer Hall er maakt, op
dien voet, van dezelve een -Soort, welke
zyn Ed. echter. niet zeer beftendig acht te
zyn. Ondertusfchen was dit Grasje gezegden
Hoogleeraar zeer gemeen by Petersbürg voor«
gekomen, en zyn Ed. merkt aan, dat men het
hier ook.in yogtige Zandgronden vindt.
Dit laatfte groeit zelden meer dan een half
Voet hoog: het andere heeft dikwils Halmen
van twee Voeten en Bladen die nog langer
zyn, een half Duim breed. L in n^eus merkt
aan, dat ’er in deeze Soort, naar de droogere
of nattere Groeiplaats, een verfchil in hoogte
plaats hebbe van een Duim tot drie Voeten.
In Duitfchland , zegt H aller , eeten de
Paarden alleen de Cyperbiezen, maar in Swit-
zerland» leveren dezelven ook Moeras-Hooy
voor de Koeijen en Schaapen; zo ’er flegts
geen ünjer in zy. In Sweeden wordt het goede
( s) Cyperoides nigro- luteum vemum minus. Tournf.
luft. 529. Gramen CaryophyH. Fol. Spied divulfa. C. B.
Fin. 3. Theatr. 46. Gr. Spieat. Fol. Vetonicse Caryo-
phyllatee. L o b . Ié. 10. Car. Spicis Maribus ovatis , Fe*
lïünin. gracilibus ereftis &c. H a l l . Helv. ]S[. 1406.