VI. overige Èxêmplaafeh : maar deeze vier , op
VI, * dit Geflagtin ‘t Werk vari onzen Ridder niet
»ruK0™* aanSe^aa^» ftap ü oyer.
De Biesachtige Ekgia aangaande, welke
door zyn Ed., volgens de Waürneeming van
K o e n ig , is befchreeven: dezelve fchynt
eenigermaate met het Trosdraagende Touw-
gras te ftrooken; doch de Vrugtmaaking
was niet naauwkeurig onderzogt in de Vrou*
welyken. Men liadt, in de Mannelyken daar
van, platachtige, bruine wit gerande Meel*
knopjes gezien.
VII. H O O F D S Ï Ü K.
Befchryvingder V e e l w y v i g e G r a s p l a n t
e n , tot welken het Zorghzaad, Baardgras,
Kleefgras en verfcheide anderen , meest Uit-
heemfche, zyn fhuis gebragt.
*% 7 e E l w y v i g e n heb" ik , volgens het
* Griekfche woord Polygamia, zodanige
Planten genoemd (*), in welken zo wel Twee•
m -
0*) Dit Woord Veelwyvigèn behoud ik , hoewel het,
wat de Grasplanten betreft, eer Veelmannigen zou moeten
zyn; om dat ik hetzelve, ter verduitfching van Po-
tygamia, , altoos in deeze' Natuurlyke Hiftorie heb gebezigd
; als betekenende eene vermenging buiten den ge-
w o onen band des Huwelyks of tfen Echten Staat.
fiagtige, als Mannelyke en fomtyds ook Vrou- VI.
welyke Bloemen ; ’t zy op den zelfden, ’t zy vn.L’
op verfchillende Stoelen , voortkomen. De Hooi?b-
Grasplanten, van dien aart, behooren allen
tot den Eerften Rang in die Klasfe , de Eenhuizigen
naamelyk en zyn vervat in de agt
volgende Geflagten.
S p i n i f e x . Doorngras.
Onder deezen naam is thans een .Geflagt
gemaakt, dat van het Kwispelgras , en wel
Van deszelfs laatfle Soort, het Doornkoppige,
afgezonderd wordt door de volgende Kenmerken.
Een Twee/Iagtige Bloem, wier Kelk
een tweekleppig, tweebloemig Kafje, met de
Klepjes aan de Graat evenwydig. Een tweekleppig
ongebaard Blommetje, met drie Meeldraadjes
entweeStylen. Een MannelykeBloem,
die een gemeenen Kelk met de Tweeflagtige
heeft; het Blommetje en de Meeldraadjes eveneens,
maar geen Vrug'tdeelen.
De eenigfte Soort, daar van opgegeven ( 1 ) , I.
Spin _
1 fquarrovan
f uszou
het Tabaxirgeevend Boomachtig Riet zyn -Sf,iMifex
Rappig,
(1) Spinifex. Sy fl. Nat. Heg, XIII. Gen. 13^3. p. 757;
Maut. 300 Arundo Arhorescens Tabäxifera. Mok. Hip.
III. p. 219. S. 8- T. 8- f. 11. Ily Mullu. Hort, Mal.
XII. p. 75. Raj. Suppt. 614. Gramen Daftyloji pumi-
lnm Malabaricum, Spicis Loliaceis in afiutam Spiuam
fcerminatis. Scheucjhz« Gram. 112.
N b
II. DEKt. XIII. Stuk.
k‘Wmmmi
m Ë I
t| ||
Ij
Epf 1
IWm
f#f§|
M l ml iJSil
m\
■ 'H-l