A mei. ■rr^nc* worc^c,s doch of de Geur, die in goed
II. L* gewonnen Hooy plaats heeft, niet ook van
«Sk?™" andere welriekende Kruiden afkomftig zy ,
Reitkgras, zou men mogen twyfelen. Ondertusfchen wordt
de deugd van het Hooy, ’t welk omftreeks
Leipzig in Saxen valt, daarvan afgeleid, dat
aldaar een menigte van dit Reukgras groeit(*),
Offchoon men hier te Lande meer werks
maakt van de Klaveren, of ook, volgens den
nieuwen Landbouw, van de Rupsklaveren en
Jt Gezegend Hooy ( f ) ; zou de vermeerdering
van dit Reukgras, niettemin, voordee*
lig kunnen zyn. Dit kan gemakkelyk gefchie-
den door inzameling van het Zaad, ’tzy het*
zelve opzoekende in het Hooy-Zaad, o f de
Aairen, wanneer zy geelachtig beginnen te
worden, in een Doos of Peperhuis uitkloppende.
Wanneer men dus eenig Zaad daar
van vergaderd heeft, kan men een gedeelte
Gronds daar mede bezaaijen, en dan genoegzaam
Zaads bekomen, tot beftrooijing van
een geheel Land. Best zou dit mooglyk kunnen
gefchieden na de inoogfting van het
Hooy. Men moet Reeds daar op acht gee-
ven, dat dit Gras vroeger dan de anderen
en ook wel tweemaal ’s Jaars bloeit,
II. ( V Geelbloem met een rolronde Aair, en on-
Anthoxanthum
In- ^ c _ gé*
dicum. ( ) Schreber Gr a f er, p. 57.
Jndifch, f f ) Zie ’t voorg. X. Stuk | bladz. 325.
fO Znthoxanthum Spica Lineari, Flosc. fesfilibus. Flor.
ZfijI. 25, Graden Alopecurioides. Burm. Zeyl. 105. Giagejleelde
Bloempjes, die korter dan de Baard’ V£
jes zyn. II.
J J ‘ HppËODie
Soort van Indifch Gras, by Madrasf stüis.
groeijende, welke door P l u k e n e t is af*
gebeeld, Onder den naam van kortbladig, gebruld
Knokkel - Gras , met eene Fluweelachtige
paarfche Aair, verfchilt zeer veel van het Cey-
lonfche Vbsfenjlaartïge, door den zelfdei) Au*
theur in Plaat gebragt en onder dien naam
geboekftaafd , door wylen den ' beroemden
Hoogleeraar J. Burm annus f 4-)’ Dit laat-
fle wordt, door L in n a d s , aldus befchree-
ven (§).
„ De Halm is een Voet hoog, gewricht,
, , opftygende; met korte breede Bladen en
„ een zeer fmalle yle Aair, van ongefteelde
,, verftrooide Bloempjes. De Kelk is een
,, tweekleppig Kaf je, gefpitst; ieder Klepje
„ in een langen Baard uitloopende. Dit Gras
„ komt het Geflagt van Geelbloem naby ,
„ hoewel in gedaante zeer verfchillende; doch
,, de Meeldraadjes kon ik niet tellen.”
Dit verfchil moet daar in beftaan, dat de
Aaitnen
Alopecurioides. Burm. Zeyt. 105. Gramen genicula-
tum brevifolium crispum, Spica Purpura - Sericea, Ma-
deraspatanum. Pluk. Alm. 177. T. 119. f. 1. Burm. Fl.
Ind.. 13.
( f ) Gramen, forte, Alopecuroides Indicum, majus vel
minus &c. Pluk. Phyt. T. 92. f. 4» 5*
{5) Flor. Zeijl. utfupra.
c 4