VI. en elders in Europa , voor. Ook groeit zy
Afdeel. vee{ jn fj;aancje Wateren. Het is een der
H o o fd - grootften van dit Geflagt, de Halmen tot drie
?TÜK,J y oeten en hooger hebbende, wel een Vinger
dik; de Bladen bykans een Duim breed, en
de Aairen twee Duimen lang, allen neerhangende,
aan lange Steelen, dikwils tweevoudig
uit de holte van een Blad voortkomende, doch
niet altoos r zo dat dit geeu vast Kenmerk
maakt. De rype Aairen hebben de Zaadhuisjes
Elsvormig, geftreept, met een dubbelde
Doorn gefpitst en agterom geboogen. De
Blikjes zyn , in deeze Soort, byna Borftel-
achtig.
XXXV. (35) Cyperbies met de Aairen op geregt, Rol-
CwS~ rondt drievoudig byna ongefieeld; de Man-
Turfach- nelyke aan H end der driekantige Halm.
tige.
XXXVI. (36) Cyperbies met de Aairen zeer ver af-
Diftans. fla n-
Afgezond
crd ë* s • ( 35) Care» Spicis ereftis Cylindr. ternis fubfesfilibus >
Masculä terminali &c. Sp. Plant. 34. G o r t . Belg. 267"
PU Snee. 767, 855. G o r t . Ingr. 151. G m e l . Sib. J.' p.
337. H a l l . Helv. N . 1382. b . Gramen Cyperoides Ca-
ryophyllatum, Folio longiore & anguftiore & c. M o r .
Hiß. III. p. 243. S. 8. T. 12. f. 3.
(36) Carex . Spicis remotisfimis fubfesfilibus ; Bracleü
Vaginali: Capfulis angulaiis mucronatis. Sp. Plant. 33.
G o r t - Belg. IL N. 779. Car. Spicis parvis, Ion ge diflan-
tibus. S c h e u c h z . Gr.am. 431. Car. Spicis brevisfime pe-
tiolatis disfitis. H a l l . Helv. N. 1382. Gr. Cyperoides
gracile alterum &c. M o r . S. 8. T. 12. f. 18.
ftandig, byna ongefteeld; een Scheedig VI.
Blikje en hoekige gefpitfte Zaadhuisjes. Afdeel.
H oofd*
Deeze beiden komen in Veenige, Broekige STUK*
Landen, zo in Switzerland, als by ons voor;
gelyk ikze dus in Noordholland heb gevonden.
De eerfte maakt Turfachtige Klompen, door
de veelheid haarer Bladeren , en vervult dus
geheele Moerasfen; gelyk LiNNiEüs ten op-
zigt van Sweeden aanmerkt. In de Moerasfen
van Siberie en Rusland is zy vry gemeen.
De Halm heeft zy omtrent een Span of een
Voet hoog. De andere groeit hooger , en
heeft de Vrugt-Aairtjes, zo van de Manne*
lyke, als van elkander, ver af géplaatst, ieder
in een Bladmikje , kort gefteeld en niet knikkende.
Ha l l er achtte ze tot eene zelfde
Soort te behooren.
V. Met de Aairen van verfchillende Sexe;
Mannelyken meer dan één.
( 37) Cyperbies met verfcheide Mannelyke Aai- XXXVIL
rent de Vrouwelyke byna ongefteeld; de
Zaadhuisjes fttompachtig. Spitfe/
Door
(37) Cdtrex Spicis Masculis pluribus Foenaineis fubfesfilibus
, Capfulis obtufiusculis. Sp. Plant. 35. Gort. Belg.
267. Dal ib. Par. 281. Gouan Monsp. 483. G er. Prov,
113- Jacq. Vind. 168. Gort. Ingr. 151. Fl. Snee. 769,