374 D R Ï E M A N ' i n C È
VU
ÄESEEt.
III
Hoornstok.
II.
Ariftida
Americava
. WestiaÜifdi.
III.
Plumofit.
Gevederd.
IV.
Arundi-
ivacea.
Rietachtig.
(2) Driebaard met zeer eenvoudige Pluimt ukken
en overhoekfe Aairen.
Dit Westindifche, op Jamaika gevonden,
verfchilt van het voorgaande , doordien de
Takken van de Pluim onverdeeld zyn en dat
de Aairtjes overhoeks beftaan uit ongedeelde
Bloempjes, met een paarfchachtig Kelkklepje.
(3) Driebaard, dat gepluimd is, met het mid-
delfie Baardje langer en gewold, de Halmen
Pluizig.
In Amerika groeit, volgens den Heer Schre-
ber, deeze Soort, welke door haare gdwolde
Baardjes naar het Gevederde Kwispelgras ge-
lykt, maar de Pluim famengeftelder heeft, en
3n allen deele kleiner is. De twee bykomende
kleine Borftelige Baardjes of Haairtjes, aan
den Voet van ’t groote wederzyds , uitwy-
kende , geplaatst, hebben dit Gras hier doen
t ’huis brengen.
(4) Driebaard, dat gepluimd is, met het mid-
delfte Baardje langer en glad.
In
(3 ) Ariftida Paniculse Ratnis fimplicisfimis, Spicis alter-
nis. Am. Acad. V. p. 393.
C3) Ariftida Paniculata, AriM intermedii longiore La*
nata, Culmis Villofis. Sy. Plant. p. 1666. Gr. Oriënt, to-
snent. Spicatum minus Ariftis Pennatis. T o u r n f . Cor. 39,
(4J ArijHda Paniculata, Arifta intermedia longiore,
laevi, Mant.
G R A S P t A N T E N. 375
In Ooftindie heeft de Heer K o e n i g dit VI.
p A f d e e I * Gras waargenomen , dat naar gemeen Gras m ,
gelykt, maar de Halmen vier Voeten hoog,s^ ^ ÏD’
dun, glad en digt heeft: de Bladen in gerold, Qrieiaard,
fmal, glad , geftreept: de Fluim langwerpig,
uit Haairachtig dunne Voetfteeltjes,opgeregt,
beftaande, De Bloemen ayn langwerpig,grys-
achtig, niet bykans v y f Blommetjes m een
dunne Ke lk; de Blommetjes aan het Klepje
met een omgekromd Baardje , dat zydelings
nog twee anderen heeft, byna onzigtbaar
klein.
Met reden kon de Franfche Heer Guet-
tard tot dit Geflagtjwaar van zyn Ed. nog-
thans maar de twee eerfte Soorten bekend waren,
zekere Grasplant t’huis bréngen, die in
de Ukraine groeit , aldaar Tirfa genaamd by
de Kofakken. De Soort daar van is aldus door
hem bepaald.
(5) Driebaard met Takkige Pluimen van ver- y .
fpreide Aairen; een zeer läng Baardje op ^lacea.
het Blommetje zittende en Elsvorfnige Bla- ac^tigVer"
den.
’ t Gewas, zegt hy, gelykt zeer naar Haver;
(weshalve ik het Haverachtig noemD en het
Zaad
(5J Ariftida Paniculis Ramofïs, Spicis lp ar fis > Co-
tföJlae Äriftä longisfima infidéntè, Fóliis Subülatis. Guett#
jjrtenk. des Sciences & Arts* Tom. I, p* 19. T% I* -
-A $i ^
Ï L D&s&i X lil, Stuk,
JU