VI. Op vogtige plaatfen, in Switzerland, Italie,
Duitschland, valt d.eeze Soort, die de Halm
Hoorn* drie Voeten hoog heeft en ruuwe Bladen, met
een z e e r fraaije Pluim. Dat van B a u h i n u s
zoude, volgens H a l l e r , hier van ver-
fchillen.
( io ) Beemdgras met een uit gebreide Pluim en
Toa ama* agttien- Bloemige Liniaak Aairtjes.
Behaaglyk.
Dit Indifche Gras komt het volgende, met
paarfche Bloemen , naby , met drie-ribbige
Kaf]es, waar van de onderfle allengs afvallen,
zo men aangetekend vindt. In de befchry ving
der Ceylonfche Planten wordt van hetzelve gezegd
, dat het ten hoogde agt Bloempjes in
zyne Eyrond-Liniaale Aaiftjes heeft. Het getal
deezer Bloempjes is thans tot agttien vermeerderd;
’t welk geen Drukfeil fchynt te kunnen
zyn. Ook vind ik ’er nagenoeg zo veel in
Exemplaaren, welken ik van dit Gras van Java
heb bekomen, waar van een Pluim alhier, met
haare Halm en Grasachtige fpitfe Bladen, in
Fig. 2, op PI. XCI, is vertoond,
'XI. ( n ) Beemdgras»# een uitgebreide Pluim
Eragros-
tïs.
JMinnelyk.
bog-
('io) Poa Paniculâ patente, Spiculis oftodecimfloris
Idnearibus. Sp. Plant. 10. Fl. Zeyl. 46. B itrm. Ft
Jr.d, p. 27. Gr. Amoris alterum. Pluk. Alm, 176. T. 92.
f. 2.
(11J Poa Paniculâ patente, Pedicejlis flexuolis &c.
■ M1W.1 1 - v - ïïfc? • *'r
.1... ; ! Ü5 i L. » ! ï
G r a s p l a n t e n . 2 5 1
bogtige Steeltjes, Zaagtandige tienbloemige
Aairtjes en drieribhige Kafjes.
In Italië op Muuren; als ook in Switzerland
en Siberie op hooge drooge plaatfen; by Mont-
pellier in de Zaailanden overal; komt dit Gras
voor, dat men Klein Trilgras noemt. Het mag
inderdaad den naam van klein wel voeren, zo
de Pleer H a l l e r aanmerkt; als naauwlyks
twee Duimen hoog zynde daar hy het vondt;
hoewel het omftreeks Bafel, aan de Wegen en
op Zandige plaatfen, hooger waargenomen was.
ScHEUCHzER z e g t, dat de Halmen een
Handbreed, een Span,en hooger voorkomen.
Het heeft een zeer Takkige Pluim, met tedere
bogtige Steeltjes. De onderfte Aairtjes ,
zegt h y, zyn vyf-, de volgende zeven-, de
hovende negenbloemig. Zy hebben eene driehoekige
figuur, en zyn paarschachtig, wanneer
het hooger groeit. De buitenfte Kafjes
zyn gekield, Glasachtig dun, wederzyds met
een groen zyd-Ribbetje, volgensLi n n a ü s ;
waar door het gemakkelyk te onderfcheiden
zou zyn, zo zyn Ed. aanmerkt, zynde ook de
Bloempjes fpits Eyrond, van zes- tot negenblo
e-
Sp. Plant, 11. Mant, 325. Hall. Helv. N. 1450. Gr.
Paniculis ©logantisfimis niiiunm m, Scheuchz. Gvctm. 192*
T. 4. f. 2. Gr. Phalaroides, fparfa Brizx Panicula minus,
Barr. Ic. T. 44. f. 2. Gr. tremulum minus Lo-
cuita deltoide. Mor. Hifi. III, S. 8. T. 6. f. 4-.
VI.
Afdeel.
III.
Hoofdstuk.
m m