ä S bl. GrasPIanten «oder de anderen gemengd.Tour,
I. NEFoRT befchreef dezelven onder die Planten ,
5TU«. Bloemen hebben zonder Bloemblaad»
jos ( * ) . De groote H a l l e r , die eerst dee*
zen Autheur in dat opzigt gevolgd was ( f ) ,
heeft naderhand ook een byzondere Klasle gemaakt
van de Grasplanten ( | ) , By de meesten,
die Afbeeldingen van uitheemfche Kruiden
en Gewasfen, of ook van alle die ’er bekend
waren , leveren, zynze onder de overigen
geplaatst. R um p h i u s befchryft, in zyn
Ambonfch Kruidboek, alle de Wilde Kruiden
door malkander. Onze L i n n ^ us zelf, heeft-
ze in byzondere Klasfen verdeeld , naar dat de
manier van Vrugtmaaking zulks vereifchte,
Volgens Volgens de N'atuurlyke Methode evenwel,
tuuriyke maaken de Grasplanten eene byzondere Af-
Methode deeling uit, gelyk onze Ridder zelf erkend
fcJieiUen, heeft (§). De Lyst, door zyn Ed, opgegeven,
van alle de tot de Gramirui behoorende Kruiden,
in vierendertig Geflagten verdeeld, bevestigt
zulks (*). Ook komen, ten dien op,
zigte, in aanmerking, de Grondßagen der Gras.
hefchryving, die onder de Voorzitting van Lm-
ILEUS, in den jaare 17.67, te üpfal zyn aan ’t
licht gekomen ; in welken de verfchillendheden
der
O ) Herbse & Suffrutices, Flore apetalo feu Stamineo.
Clasf. XV. Injtit. Rei Herbarice.
Cf) Emmer. Stirp. Helvet. Gott. 1742. Folio.
Ck) Hiß. Stirp. indig. Helvet. Bern. 1768., Tom. II. p.
563, CIa&f. X][L Grami^e^:.
der Grasplanten van andere Kruiden omftandig
worden aangetoond ( f )• Hoóio-
Wy zullen dan dit onderfcheid befchouwen, STOK.
en ten dien opzigte acht geeven op de byzon* Wortels,
dere deelen van \ Gewas, beginnende met de
Wortels, die by dezelven, in ’t algemeen, Vezelig
zyn , zig van den Stoel af meer en meer,
totin de uiterfte fynheid, verdeelende. In de
meeften daalen zy tot eenige diepte in het Aard-
ryk ; in fommigen fpreiden zy zig digt onder
de Oppervlakte uit. Eenigen deezer Planten
geeven zydelingfe Scheuten, -die onder den
Grond ver voortloopen ; gelyk in het zogenaamde
Honds- of Kweek gr as t’over blykbaar
i s , welks Wortelen altemaal als uit Leedjes
beftaan. Eenige weinige Grasplanten hebben
den Stoel of het onderfte van de Halm, dik,
Vleezig en dus eenigermaate Bolachtig, en de
jonge Scheuten zyn van dergelyke gedaante,
’t welk onder anderen in een Soort van Gerst
plaats heeft. jj
De Stengel o f Bloemfteel, in de Grasplanten Halm.
Halm genaamd , is doorgaans glad, rond en
van binnen Pypachtig hol, met Geledingen .;
de Knietjes ftyver en digt, en de onderfte L$-
den
C5) Zie het I. Stuk van dit II. Deel der Nat. Hi~
fiorie, bladz. 180.
( “J Philofoph. Bot. §. 77. p. 28.
Cf) Fundam. Agrostographiae, per Henr. Gahn.
Htnoen. Acad. Vol. VII. Holm. 1769, p. .160,
A 4