Tg De eenigfte Soon daar van , in Indie groei-
^ Vil. * jende ( i ) , heeft een zeer byzondere gedaan-
sSTk°.FD* te* De Halmen zyn opftygende of verfpreid,
i gewricht, glad, van dikte als grof Garen, een
iy u /Z isV° et lang ’ naar den voet Zakkig, van bo*
^ Huizen- Ven niet Aairdraagende Takken , overhoeks.
De Biaden Grasachtig, Scheedig, uitgebreid,
fmaller: de Bloembladen, aan den voet van ’t
Steeltje,zonder Scheeden, opgeregt, ingerold,
Lancetvormig. De Aairen, elk op zig zelve, drie
o f vier aan de Halm, één endelings de anderen
zydeüngs geplaatst, gefteeld, eens zo dik als de
Halmen, Vingérslangte,Schubbig; aan de Rug
digter gefchubd, eenigermaate gewricht, met
«enige Stippen als doorboord,wegens.deuitge-
.rande Schubben; aan de onderzyde (naarden
Grond toe)gewricht; tweevoudig, rappig ; met
de Bloempjes geftreept, rondachtig uitpuilende.
De Heer F or s k aöhl heeft in Arabie twee
nieuwe Geflagten van Grasplanten ontdekt,
hier volgende.
. S e h i m a. Lidgras.
Doezen Gefiagtnaam heeft hy ontleend van
’t Arabifch woord Seehim; gelyk qien dit Gras
te Hadie noemde, alwaar het zyne Groeiplaats
in de Gebergten hadt. Ik noem het Lidgras,
wegens de groote Leden def Halmen. Zyn Ed.
bepaalt het dus,. ( j )
O ) Manifuris. Syft. Nat. Neg, XÏÏI. Gen. 1334, Mant.
300.
G r a s p l a n t e n . <5iy
( l ) Lidgras met een er.kelde Aair; gepaarde
tweebloemige Aairtjes; de Mannelyke Bloem
ongebaurd, de Tweejlagtige gebaard.
VI.
A f deeg.
VU.
Hoofdstok
. 1.
Het heeft Draadachtige Halmen van een Fehima,
ri-i i 1 • Ifchcemoi half Elle lang , eenvoudig, zelden laK K ig ,^ .
glad, in Leedjes verdeeld van anderhalve Span
langte. De Bladen, met gladde Scheeden de
Halm omvattende , voor ’t overige plat, ge-
ftreept, Liniaal, ruuw, aan den voet ruig.
Op ’t end der Halm was een Aair, uit dub*
belde Aairtjes beftaande, het eene ongefteeld,
het andere gefteeld, ieder m een tweekleppige
Kelk twee Bloempjes bevattende. In het on-
gefteelde was hetbuitenfte Mannelyk, hetbin-
nenfte Tweeflagtig; in het gefteelde waren zy
beiden Mannelyk. De Kelk was tweekleppig
en gebaard. Hy geeft ’er den Bynaam aan ,
als naar dit Gras, ’t welk ik Schub-Aair genoemd
heb, veel gelykende.
T h b m e d a. Scheedegras.
Hier geeft hy ook den Geflagtnaam naar ’t
Arabifch woord Theemed aan. Ik noem het,
orn reden, gelyk men zo aanftonds zal zien,
Schee-
( 1 ) Sekima S p ic ï fimplici; Spiculis conjugatis biflo-
r is ; Pk wwsculo mutico, hermaphrodito Ariftato. Flor.
Mgqpt. AMJ. p . 178 .