'Vï. In Moerasfen, Meiren, Slooten en Beeken ,
' /ïFBEEL* #
V. liefst in niet Iterk bewoogen Wateren, die
gTüj£rD" tevens helder zyn , groeit door geheel Europa
dit Gewas, dat meestal twee of drie Voeten
, doch fomtyds ook eens Mans langte hoog
voorkomt, zo L in n ^eus aantekent. Het is
kenbaar aan een Rietachtige groeijing met
breede geelachtig groen glanzige Bladen, de
onderftendriekantig, debovenften p!at,groei-
jende aan de Steng, die fomtyds enkeld i s ,
fomtyds zeer Takkig , gelyk men ’t dus overvloedig
in de Slooten tusfchen Haarlem en
Overveen kan befchouwen. De Steng en
Takjes zyn met de voorgemelde ruige Bolletjes
beladen, waar door het een aartige Ver-
tooning maakt»
ïï. <2) Egelkaop met neer leggende platte Bladen.
Spar ga*
9iium natans.
in de’ Noordelyke deelen van Europa was
mend.m" deeze kleinere Soort, met op ’t Water leggende
en dus als zwemmende Bladen, door
onzen Ridder waargenomen. Zyn Ed. merkt
aan, dat dezelve voorkomt in groote zagtvloei
(2) Sparganium Fol. décumbentibus planis. Sp. Plant%
2. Sparg. Fol. natantibüs plano - convexis. Fl. Lapp.
354. Fl. Sutc. 771 j B32. Spang, non Ramolum minus.
Di Li.. Giesf. 130. Sp. 58. Sparg. Fol. planis mollibus
decumbentibus* Hall. Helu. N. 1304. Sparganium minimum.
R a], Hisi. 1910. Angl. 112, p. 437,
vloeijende Stroomen en in Meiren, dikwils VI.
ter diepte van twee Vademen, zo dat dit geen
kleine Plant kan zyn : maar het allerkleinfte Hootd-
Egelknop, door R a y in Engeland gevonden»
was ook in de Moerasfen van Sweeden gemeen.
Of dat alleen door de Groeiplaats ver-
fchilde,kon hy niet bepaalen. H a l l er houdt
dit Kleine voor een Verfcheidenheid van ’t
voorgaande, dat hy .gezien hadt, naauwlyks
een Handbreed hoog. Voorts was hem, zo
hy meende , ook in Switzerland dat Zwemmende
van L i n n a u s voorgekomen. Dit
hadt maar drie of vier Zaadbolletjes, en één
enkel Bloembolletje, aan den top der Stengen.
Z e a. Spaanfche Tarw.
Dit Geflagt heeft de Mannelyke en Vrou-
welyke Bloemen in verfchillende Aairen, boven
elkander, de eerstgemelden hoogst. Van
deeze beftaat de Kelk, zo wel als de Bloem ,
met haare drie Meeldraadjes, uit langwerpige
Kafjes. Dè Vrouwelyke Bloem heeft ronde
holle Klepjes , het Vrugtbeginzel influitende
met een zeer lange Styl. Deeze Stylen maa-
ken, met elkander , de Vrugt-Aair zeer Vezelig
en als gehaaird.' Dit alles ziet men hier
voor duidelyk aangeweezen (*).
Maar
O) In Fig. 9. op Raat LXXXVII, en bladz. 23,
II. Dkkl. XllI. Stok,
‘r-e&mLl
m