yi. Afdeel.
l i l ' Hoofdstuk.
door deezen tot de Soorten van Helm betrokken
, en geiykt, buiten de Bloemen, ook veel
naar dezelve. T ourne.fo r t hadt het genoemd';
Geaaird Gras, dat naar de Heltfi ge*
lykt, met een Aair als van Zyde, die üit een
Blaasje voortkomt. De Spaanfchen geeVen ’en
den naam aan van Albaïdïn of Alvardin s die
van de Arabieren afkomib'g fchynt. ■ - e
Het groeit by Plaggen van Halmen en Bladenbe
iden omtrent even hoog; naamelyk
van een Span tpt twee Voeten, meest op Klei-
J»gè Velden, in de Zuidelykc deejën Van Spanje,
ja yolgens fómmigen ook in Afrika, daar
tegenover. Dezelvcn zyn rónd en Draad-
achtig dun en glad, aan ’t end .zeer fpifs, Aan
st ènd van de Halmen komt een Bloem, dié
als. een dikke Scheede is , twee Blommetjes
bevattende, welke daar buiten uitfteekén, en
wier buitenfte Kafjes, dé koïtften zynde, die
den Kelk uitmaaken , Bedekt zyn met een zëer
fyne Wolligheid , als Zydè.* flier in is het
Vrugtbeginzel vervat, dat een Vrugt wordt
als een Nootje, in twee holligheden doorgaans
twee Zaadjes hebbende. Dit Grqs bloeit yan
Mey tot July, en het Zaad wordt in de Herfst
•ryp, maar blyft op de Plalm tot het. volgende
Voorjaar, zynde bleek van Kleur.. ■
De Geflagtnaam is afgeleid van het gebruik,
tot liet maaken van Matjes, Mandje
s , Korfjes, Hoedjes en dergelyke zaakeb:
maar hedendaags wordt het niet veel daar tce
gebezigd,om dat men ’er overvloedig heeft
het
het regte Spartum, Efparto o f Elpho genaamd, Vï.
’ t welke taaijer is en langer valt. Dit zullen
wy vervolgens, in ’t Geflagt van Stipa, be-s^ ofö*
fchouwen. Het voornaamfte gebruik, dat men
*er van heeft, is tot het vullen van grove Ly-
waat-Zakken, om onder de Bedden te leggen,
of om daar op te flaapen als Strqo-Ma-
trasfen: ’t welk L obel reeds ,, voor tweehonderd
Jaaren, heeft geweten.
BobartiA. Bobartsgras.
Nu komen wy tot die Driemannige Grasplanten
, wejke twee Stylen hebben by haare
drie Meeldraadjes. Onder dezelven onder-
fcheidt zig de tegenwoordige, door Aairen,
•die uit Schubachtig op elkander leggende Kafjes
beftaan, welke dus een Schubbigen Kelk
uitmaaken; terwyl één van dëeze Këlkfchub-
foetjes, aan den top van de Aair, tweekleppig
•zynde, een Blommetje uitgeeft (*).
Maar ééne Soort is ook tot nog toe in dit Bobartia
Geflagt bekend ( i ) , die naar den Engelfchen
Kruid-fche.
0 ) Zie zulks ift Fig, iï. op de gedagte Plaat, aan-
geweezen.
(1) Bobartia. M Nat. XII. Gen. 71. Veg. XIII. p.
87. B'obartia Spicis capitafis Invölucro foliofo. Ft. Zéijt.
41. ■ Am', Acad. I. p. 388. Scirpus Maderaspatanus ,
Capitulo Squamofo fubrotundo. S cheuchz . Gram.
369. P l uk, T. 300. f. 7. Cyperus Maderaspatanus ,
‘&c. M or. Hift. III. p. 3 3 8 / N . 36.'
I 4
II. Deel. XIII. Stuk.