VI.
Afdeel.
lil.
Hooïd-
STUK.
kruis ftaan, aan den voet Pluizig 3 eft
Bloembladige gebaarde Klepjes.
Dit was den zelfden Kruidkenner , byna
overal, en als een zeer gemeen Gras, op dat
Eiland voorgekomen. Het geleek naar het
voorgaande zeer, maar was driemaal zo groot,
en hadt meer Aairendan vier, in de mik ruig.
Hier acht de Hoogleeraar BüRMANNus,niet
zonder reden, te behooren, het Amerikaan,
fc gekruifie Vingergras van Plu ken et, by
de Engelfchen Hollandfch Gras genaamd, zo
die Autheur zegt, twyfelende of ’t ook het
Gefiernde Egyptifche Gras zy van Veslin-
gius, en het Gekruifie jfavaanfche van Bon-
tius. Dus zou het ook in Ooftindie voorkomen.
Air a . Rietgras,
Dit Geflagc verfchilt van de voorigen, doordien
het twee Blommetjes heeft, in een tweekleppige
Kelk, doch zonder een onvolmaakt
daar tusfchen, gelyk het volgende (*). Daar
komen evenwel fomtyds drie Blommetjes in
voor. De Pluim is in veelen eenigermaate
Riet-
B rown. gfam. 137. Gramen DaSylon Spicis graciliori-
bus plerumque quatuor, Eruciformiter dispofitis. Sloan-.
3wn. 33. Hift. L p. in , T. 68. f. 3. Gramen Dafo
American, cruciatum. Pluk. T. 189. f. 7?
CD Zie Figi 36, op oiwe Plaat JLXXXVIIt