VI. De verfchillende hoogte naar de Groeiplaats
^ - • h e e f t hjgj- 00]f doen t’huis brengen de Laagere
Hoofd- Moeras-Bies van Scheuchzer(*) , welke de
Matten- Halm op ’t dikfte maar als een Schryfpen heeft;
daar de Halm deezer Biezen , in fommige Mei-
ren, om laag wel een Duim dik valt. Hier toe
betrekt men ook de Waldbintfcn vanT a b e r -
nemont met Wollige rondachtige Hoofd-
jes, die mooglyk nader aan de volgende Soort
zou komen. Dat in diepe Waters deeze Biezen
fomtyds niet bloeijen,noch Halmen fchie-
ten, en dan , door de langte en dunte der
Bladen zig als een Soort van Wier Vertoonen,
heeft de Heer Bern. Jussieu aangetoond ( f ) .
De wyd vermaarde T ourn ef or t zou hier
door misleid zyn geweest C |).
Gebruik. Ten opzigt van ’t gebruik voldoen deeze
Biezen aan den naam; alzo men ’er op verfchei-
de plaatfen, inzonderheid in Vriesland, onze
gewoone Vloermatten van vlegt. Die fyne
Matten, uit de Zuidelyke deelen van Europa,
onder den naam van Spaanfche en Alikantfe
bekend, 'zullen waarfchynlyk gemaakt worden
yan een fyner foort van Biezen, Dus zal het
ook
( f) Scirpus Paluftris humilior. Schettchz. 356. juncus
f. Scirpus medius. C. B. Fin. 12. Theatr. 181. Juncus
Sylvaticus. Tabern. 250, 588* Vid. Scop. Ft, Carn, p.
222. Reichard Syft. p. 133.
( f ) G e r a r d . Flor. Gallo-Prov. p . 1 1 5 .
(J) Daar van maakende zyne Algct Graminea Flmiati-
lis longisfimo Folio, Inft. p. 569. ___ _
Dok gelegen zyn, met die fyne Matten, waar VI.
van de Chineezen en Japoneezen, en andere
Oostindifche Natiën , zo veel werks maaken, Hoofd-
in de opfiering en affchieting van hunne Woo- Matten
pingen , en tot Zeilen voor de Vaartuigen , •
als, ook tot het maaken van Korfjes, Mandjes,
Kistjes, die ongemeen fraay zyn. Ik wil
nu niet ftaan blyven op derzelver gebruik by
de Turken en andere Afiatifche Volkeren, binnenslands.
De Heer G me l in zegt, dat de
Tartaaren van de Steelen der Biegen Spreijen
vlegten, welken zy in de Zomer onder ’ t Lig-
haam leggen, om koelder te rusten. Door geheel
Siberie , getuigt h y , komen die Matten*
Biezen in de Meiren voor (*).
Zo heeft de milde Natuur haare Schatten
over den geheelen Aardbodem verfpreid. Welk
een onbefchryflyke nuttigheid levert niet dit
verachtelyke Gewas aan de Ménfchen uit ? Pl i*
n i ü s maakt reeds gewag, van deszelfs gebruik
tot Vischkorven en Fuiken, als ook tot Lampen
, waar toe het Merg nog heden dikwils
gebruikt wordt,en hy verhaalt, dat zy by de
Zee-Alpen zo zwaar groeiden, dat zy,open ge-
Fnéeden, Duimen breed waren. Ook fchynt hy
op te merken , dat men ’er de Scheering tot
Zeeven in Egypte van maakte ( t ) . De grove
v re
O*) Flor, Sïb. Tom. I. p. f»
(f) Utilisfimus ad Vitilia Holosclioenos, c[uia mollis
& Carnofus eft. Ufus ad Nasfas Marinas, Yitilium ele*
G
ÏL Dsel. XJII. Stuk,
gau