VI.
Afdeel.
III.
Hoofdstuk.
.
XVI.
Scirpus
Autumua-.
is,
Herftfche;
dewyl hy ’er, in zyne Kruidleezingen aldaar
geen gewag van maakt, en men het,by Vail-
LANT,met een Sterretje getekend vindt.
(16) Bies met de Hahn tweefnydig, naakt, het
Kroontje famengefield, de Aairtjes B y
rond.
In Virginie is deeze door den Heer Cia y»
t on in de Herfst waargenomen, de Halmpjes
ook niet meer dan een Handbreed hoog hebbende
en de Bladen Grasachtig flap. DeHoofd-
jes of Kroontjes beflaan uit drie ongefteelde
üaiitjes, by elkander, in een mikje van twee
dunne Blaadjes. Derhalve moeten de aanhaa*
lingen van PLUKENETen van wylen den Heer
Burm annus hier t’huis gebragt worden, en
25ou dus deeze Soort zo wel op Ceylon groei-«
jen als in Noord - .Amerika. De HeerRoTT-
BÖLL hadt, in den jaare 1760, met den Heer
Jussieu , by Pa1 ys een dergelyk Biesje gevonden,
zo hy oordeelt enafbeeldt, doch dit
hadt maar één Omwindzel- Blaadje.
(1?) Bies
(16) Scirjms Culmo ancipiti nudo, Umbella decom-
r ofita, Spiculis ovatis. Mant. 180, Scirp. Foliofus pufil-
Ius Autiimnalis &c. Clayt. 772. Gramen Junceum perpu-
fiüum Capiüaceis foiiis iEthiopicum. Pluk. Alm. 1?9. T.
f jo. f. 5. Gram. pufillum, Junci Capitulis minimis, ad
bafin foliolis bmis acutis. Bukm. geijl. i0g, X, 47. f.
P.OTTBÖLL, Fig, $,
Cff) Bies wiet de Haljn. naakt, Haairachtig VI.
dun; de Aairtjes gejieeld, één ongejieeld in
V midden. Hoofdstuk.
Volgens deeze door den Heer L innaeu ^ ScirpUS
verbeterde bepaaling, kunnen geene aanhaa-
lingen Rand houden op deeze Soort, die van biadige.
zyn Ed. thans is befchreevcn, als Haairach-
tige Blaadjes hebbende , naauwlyks een Vinger
lang, en naakte Halmen, weinig langer
of dikker : onder het Kroontje een BorRelig
Blaadje, langer dan de Aairtjes, waar van aan’t
end drie Eyronde gedeeld, het middelde ongedeeld,
bedaande uit Roestkleurige Schubbetjes,
die groen gekield zyn en Romp.
Zeer naa komt aan deeze Soort dat Ceylon* Plaat
fche Biesgewasje myner Verzameling, in Fig. “ j g ™
» afgebeeld. Want hetzelve heeft de Blaadjes
Haairachtig dun , geen Vinger lang en de
Halmpjes weinig dikker of langer, naakt. De-
zelven zyn aan ’t end gekroond met twee,
drie of meer gedeelde Aairtjes, omringende
een ongedeeld in ’t midden; zodat het volkomen
aan de bepaaling voldoet; ’t welk men in
geene der aangehaalde Figuuren of befchry-
vingen vindt. Wylen de Hoogleeraar B ur—
m a n n u s zeid’ , in de text, dat het Hoofdje
met
(17 ) Sdrp.its Cülm'o nudo Capillarï, Spicis Peduncu-
ïatis intermedia fesfiii. Sp. Plant. p. 73. Mant. 331.
G 4