VI. Afdfel,
V. Hoofdstuk.
1.
Carex
dioica.
Tweehuizige,
_ n.
Capitata
Rondhoofdige.
HL
Pulicaris.
Vloozaadige.
( 1 ) Cyperbies met een enkelde tweehuizige
Aair.
(2 ) Cyperbies met een enkelde Aair, dit
Manwyvig is en Eyrönd, van boven Man-
nelyk; de Zaadhuisjes op elkander leggende
uitgebreid.
(3) Cyperbies met een enkelde Manwyvige
Aair, van boven Mannelyk; de Zaadhuisjes
wyd gemikt en agterom geboogen.
, Van deeze drie komt de eerfle in vogtigc
Weidlanden , de laatfte in Modderpoelen» zo
wel
CO Carex Spicä fimplici dioica. Syft. Nat. XII. Geii.l
1046« Heg. XIII. p. 703. G or t. Belg.-265. Ft, Snee. 746, I
833. Oed. Dan. 166. G ouan Monsp. 431. Cyperoides I
parvum , Caul. & Fol. tenuisfimis triangularibus &c, I
Mich. Gen. 56. T. 32. f. 1. Gram. Cyperoides minimum I
Spicä fimplici crasfä. M o r . Hiß, III, S. 8. T. 12 f. uit.
(2) Carex Spicä fimplici Androgynä ovatä, fup. _pias- I
eulä, Caps, imbricato- patulis. Sp. Plant. 2. Oed. Dan* I
379.'Cyp. parvum , Caule. & Fol. ten, triang. Spicä I
fubrotundä. Mich* Gen. 56. T- 32. f. 2. Gr. Cypen I
minimum Ranunculi capitulo, &c. Mor. S. 8 T. 11. I
f. 6. Car. Spicä unica fubrotundä feminibus inflate, I
‘H a l l . Helv. N. 1351.-
(3) Carex Spicä fimpl. Androgynä, fuperne masculäi I
Capfulis divaricatis retroflexis» Sp. Plant. 3. Gort. I
Belg, 265■ H. Cliff. 438-PI- Suec. 747 , 834- Dalib. Par, I
287. Gmel. Sib. I. 144. Car. minima, Caul. & Fol. Ca-1
pillaceis &c'. Mich, Gen. 66. T. 33. f. 1. Gramen Cyp. I
minimum &c. M or. S. 8. T. 12. f. 21. Carex Spiel I
unica terete, Sem, Roftratis. Haw., Helv. l f , « g . , I
wel in onze Provinciën , als in andere deelen
van Europa voor. De tweede is by Gronin- V.
gen gevonden en. valt ook zo wel in Lapland SXuL *
als in Engeland. In Switzerland zyn ook deeze
Biesachtige Plantjes waargenomen , zo de
Heer H e l l e r meldt, ten minfte de twee
laatften. De hoogte van ’t Gewas is naauw-
lyks een half Voet , en hpt beftaat uit zeer
dunne Hdlmpjes, aan ’ t end een Aairtje draa-
gende , dat Mannelyk of Vroüwelyk is in
de eerfle ; Manwyvig in de beide anderen.
De Zaadhuisjes , die rondachtig zyn in de
tweede, vertoonen zig in de derde byna als
Vlooijen.
( 4 ) Cyperbies met een enkelde Manwyvige IV.'
Aair , van onderen Mannelyk; de Zaad- Squarrahuisjes
op elkander leggende, horizontaal, ff-
Rappige.
Door den Heer K alm is deeze in Kana-
da gevonden , die eene langwerpige Rolronde
dikke Aair heeft, uit Hokjes beflaande ,
als gezegd is, die een lang uitfleekènd puntje
hebben en onder gedekt met dorre Man-
nelyke Kafjes. Zy behoort tot de grootflen
van dit Geflagt.
(5) Cyperbies met een byna Bolrond K r o o n t je y.
de Cyperoi« ma*
' Kwispeli-
(.4) Carex Spica fimplici Androgynä, inferne mascu-ge.
Ia ; Capfulis imbricatis horizontalibus, Sp. Plant. 4.
• (5) Corex Umbellä. fubcapitatä , Flor. limpl, Subula-
K k 3 tis,
II. DeBI. XIII, STOK.