VI. ,
Atdeel.
VII.
Hoofdstuk.
564 V e e .l w ï v i .g ï
te zyn. De Afbeelding , in Fig. 2 , op P l a a t
XCII , hier voor , daar van gegeven , toont
zulks duidelyk. Het eenige verfchil zou mis-,
fchien het getal der Aairen, qfl dat der Bloempjes
in de Aairen , als ook derzelver plaat-
zing , betreffen • waar omtrent de Planten dik-
■ wils veranderlyk zyn.. De hqedanigheid der
Bloempjes, of zy Mannelyk zyn en Tweeflag-
tig, waar omtrent L i nn.su s zelf niet verzekerd
was (* ), heb ik, om ’t Voorwerp niet
te bederven, niet onderzogt. Het Riet fchynt
van eenen hurkenden aart te zyn, en heeft de
Halmen zekerlyk niet hol, maar geftopt.
A n d r o p o g o n . Baardgras.
Wegens de gebaardheid der Aairen mag
dit Geflagt den naam van Baardgras te regt
voeren, welken ook de Griekfche benaaming
aanduidt, als betekenende Mam Baard. Het
gelykt in dien opzigte veel naar het zogenaamde
Vosfeftaart-Gras (Alopecurus}, doch
verfchilt door de Bloemen , waar van fom-
migen tweeflagtig , anderen Mannelyk zyn ,
hebbende éénbloemige Kafjes en het Blommetje
aan den voet gebaard , beiden drie Meeldraadjes
, doch de eerften twee Stylen bovendien
, en een enkel Zaad (?)• Het
(*) Flosculus alter Hermaphroditus, alter Masculus?
llant. uts.
f -10 Zie Fig. 25 > ^ aat |p hXXXYII. Het fchynt ftry-
Het bevat veele, byna allen Uitheemfche vi:
Soorten, tot meer dan twintig, als volgt. y^1*
Hooib-
(1) Baardgras met de Aair eenzaam, Schub-STUK*
big en ruige Zaaden ; de Baardjes naakt jindlopo-
en omgedraaid.
Snydend.
Hier toe behoort het Snydend of Sny - Gras
van R u m p h i u s , dus genaamd, om dat de
Bladen veel naar die der Cyperbiezen gelyken,
en Degenvormig plat, met fcherpe kanten,
zyn. Het groeit, zegt h y , op de Ooflerfe
Eilanden in Ooftindie overal, en is ’er zeer
gehaat, om dat het zo fnel opfehiet en zo
fterk voortloopt» zonder tot veel nut te ftrek-
ken. De Bladen worden vier of v y f Voeten
lang , en zitten zo digt op malkander , dat
men ’er niet door kan gaan , zonder ze neer
te trappen. Het beflaat geheele Velden en
Heuvels en verftopt niet alleen de Wegen in
de Bosfchen, maar zelfs de Paden in de Tuinen
»
dig, wanneer in Syft. Nat. Feg. XIII. p. 753 & 758,
van de Mannelyke Bloemen gezegd wordt, dat zy gebaard
, en in Gen. Plant., als ook in Am. Acad. dat
zy ongebaard zyn ('Corotla, mutied) ; maar uit de Afbeelding
blykt, dat zy wel een Baardje hebben, doch
pp ver naa zo groot niet als de Tweellagtigen.
CO Andropogon Spica folitarii imbricatzl, Sem hirfu-
tis; Ariftis nudis cpntortis. Sijft. iVhr.XII. Gen. 1145. Feg.
XÏIt. p. 7158. Burm. Fl. Ind. p. n8. Gramen CaricofuM.
Rumph. Amb. VI. p. 17. T. 7. f. a , A.
N n 3
II. Deel. «XIII. Stuk,
ïÉ
VJ&ÊL I i l l i
wm\
,I1p p j
\Wm\
IfSpill
\ w & \
M l
M l
Éffl]
|f|§|||
m\
\m \
mm M g l
» ■
lfvÉf§