12 D ï E i g e n s c h a p p e n
VI. menigvuldige Haairtjes, gelyk in het zoge-
AfDEEr,. naamcje Veder-Gras.
J?£orD‘ Dat door den Grooten L in n .® u s eerst niet
Honig- opmerking waargenomen deel, ’t welk ik
pHoni^akje* getyteld heb, is ook kenbaar in
rium L ’ 4e meefte Grasplanten, Twee kleine, zeer
dunne, Vliezige Klepjes, zitten onmiddelyk
tegen het Vrugtbeginzel aan. De geftalte is
aanmerkelyk verfchillende en fomtyds vindt
men maar één zodanig Klepje of Honigblaad-
je , terwyl anders de twee, te famen gevoegd,
het Bakje maaken. Weinige Grasplanten hebben
drie zulke-Blaadjes en in eenigen is ’er geheel
geen , zelfs met het Mikroskoop, waar
teneemen.
Meel- Ver de meeften hebben drie Meeldraadjes f ,
f »£■ eenige weinigen z e s , en een enkelde één of
m twee. Deeze zyn het zigtbaarfte en fraaiffe
van de geheele Bloem, op hunne lange Draad-
lAnthera: Jes ver uitfteekende met groote Meelknopjes | ,
die meestal op het punt van hunne aanhechting
zeer beweeglyk zyn en oogfchynlyk
draai jen als een Wervel. Men vindt deeze
Knopjes gemeenlyk Liniaal en aan de enden
Vorkachtig, doch fomtyds ook Ovaal ofEy„
rond, en door de uitwerping van het bevrug-
tend Meel zeer veranderlyk. Het zyn , als
gewoonlyk, Zakjes, aan beide enden gefplee-
ten , in ’t midden overlangs gefleufd. Het
§ Pollen Stuifmeel§ verfchilt in gedaante weinig van dat
der andere Bloemen.
Het
p E R G R A S P L A N T E N.
Het Vrugtbeginzel bepaalt 'den Stamper * , VI.
1 i • Afdeel die doorgaans met twee Stylen gekroond i s , j
welke Haairachtig dun, krom, van elkander
afgeboogen zyn * en aan ’t end zeer ruige stamper.
Stempels t hebben. - Weinige Grasplanten heb- ^ * tstiU
ben maar éénen Styl, fomtyds fpiraal gedraaid *f s
zynde. Hy is in fommigen met kleine Vezel- mata
tjes, van onderen tot boven, doch in anderen
alleen aan ’t boven-end, bekleed, daar de Bolletjes
van het Stuifmeel zich aanhechten, en
op de voorheen verklaarde manier hunne werking
doen ( * ). Want ieder Vezeltje is een
Pypje, dat met.het.Buisje van den Styl ge-
meenfchap heeft,-en welks Mondje aan ’tend
gaapt, ten tyde der Bevrugting. De Bolletjes
van het Stuifmeel dan, door de Vogtig-
heid dier deelen , waar op zy gevallen zyn ,
open barftende, ftorten de fyne ftoffe u it ,
welke door den Styl gebragt wordt tot het
Vrugtbeginzel, en hetzelve bezwangert.
Het Zaad is by de Grasplanten in geen Vrugt- Zaa$
kasje beflooten, maar naakt; zo dat zy geen
byzonder Pericarpium hebbeD. Evenwel vindt
men het in veelen met de gedroogde Bloem-
of Kelkblaadjes , die men dan, als de Graan*
tjes afgefcheiden z yn , Kaf noemt, overtoo-
gen. De Rogge heeft hetzelve geheel bloot.
Het valt gemeenlyk Eyrond, Peervormig of
lang-
(*) Zie het II. Deels I. Stuk .van deeze Nat, Hi*
florie , PI. I , bl. 87.