56 4 .
A fdeel ^anthaairige Bladen, aan den voet wit en ruig,
ui. voor ’t overige geftreept, vlak en geheel groen.
stük.FD" Dit of het andere, en een Soort van Suiker-
Hengel- Riet*, bekleedt de Oevers van den Nyl, zegt
Rt*Z\e 20 als Elzen in ’t Noorden en de
feladz.146. Mangles-Boomen in Indie. De Egyptenaars
gebruikenze tot leevende Haagen, die dikwils
zes of agt Ellen hoog opgroei jen , zynde met
.een Sloot omringd. Bovendien worden de
buitenfte dikwils , tot meer veiligheid en be-
fchutting, met twee reepen van Palmboom-
bladen famengeftrengeld. Men wil, dat in
een Kistje van zulk Riet Mofes, nog zeer jong
zynde, gelegd zy en op ’t Water gedreeven
hebbe ( t ) .
lil. (3) Riet met vyfbloemige Kelken en eene losfe
Arundo Pluim.
Fhragmi-
tes.
Water- Dit is het Gemeene Riet, dat aan de kanten
der Wateren, en in dezelven , door geheel
Europa groeit en ook zeer gemeen is in Siberië.
By ons weet men, hoe de kanten van
Graf.
( f ) Flor, /Egijpt. Ar al, p. 24. Zie bladz, 79, hier vqor.
('3) Arundo Cal. quinquefloris , Panicula laxa. Sp.
Plant. 3. Gort. Belg. 27. R. Lugdb 66. G kon. Pirg.
137. Gmel. Sib. I. p. 125, Fl. Snee. 99, 105, Gouaist
Monsp. 55. Ger. Prov. 105. Ar. Fol, fecantibus, Lo-
euft. trifloris, pappofis mutieïs. Hall. Helv. N. 1515*
Ar. vulgaris f. Phragmites Dioscoridis. C. B. Pin, 13,
S cheuchz. Gram. 161. Ar. Paluftris. Camer. Epit, 73. F
Ar. media vulgaris &c. Scheuchz« Gram. 16z.
Graften, Slooten, Vaarten en Rivieren, ciaar
mede op veele plaatfen digt geboord zyn. m.
Mooglyk zal de fcheiding, welke het dus tus-s^°°ÏD‘
fchen Water en Land maakt, aanleiding gege- water*
ven hebben tot den mamPbragmites, dien hetRiet'
by de Ouden voerde. Anderen leiden dien af
van de Schuttingen, daar mede op de Zaay-
Landen gemaakt, waar toe het nog heden wel
ineenige Tuinen dient, tot breeking van den '
Wind. Anders noemt men ’t by ons gemeenlyk
Dek-Riet, om dat het alom {trekt tot dekking
der Boeren Huizen. Dergelyk gebruik werdt.
zelfs in Arabie gemaakt van zulk Riet, dat by
groote Bosfchen, verfebeide Ellen hoog,
groeide in een Meir, agt Uuren bezuiden de
Stad Suéz, doch niet aan de Oevers van deRoo-
de Zee, noch aan die van den Nyl, gevonden
wordt, zo F o r s k a ö h i . aanmerkt. Hetwerdc
van daar , ten dien einde, door Egypte en A-
rabie vervoerd.
Dit Riet, in ’t Franfch den naam van Rofe-
m , in ’t Engelfch van Reed, in ’tHoogduitfch
van Rhor voerende, is ten opzigt van zyne
Gehalte zeer bekend. Het groeit met zyne
dunne Halmen, die hol z yn , en weleer tot
Herders - Fluiten gediend hebben , dikwils
meer dan eens Mans langte hoog; doch blyft
ook wel veel laager. Het heeft Houtige ,
knokkelige kruipende Wortels, welke zig vast
onder elkander ftrengelen: zo dat het by ge*
heefe
XI. Deel. XIII. Stuk^